Opinie

Hoe je leeft en wat je gelooft, heeft invloed op je verstand

Wat heeft Pinksteren de christelijke apologeet te zeggen?

26 May 2012 09:04Gewijzigd op 14 November 2020 21:16
Dr. A. Goudriaan  Foto RD
Dr. A. Goudriaan Foto RD

Christelijke apologeten richten zich vanouds sterk tot het verstand van hun publiek. Die aanpak is om allerlei redenen goed te begrijpen. Redelijk denken en redeneren is iets wat christenen en niet-christenen gemeenschappelijk hebben. Het pinksterfeest werpt echter een eigen licht op de christelijke apologetiek. De verbreiding van het christelijke geloof heeft alles te maken met de uitstorting van de Heilige Geest. De Geest is het immers Die overtuigt (Joh. 16:8). Het is op de pinksterdag dat veel mensen na de toespraak van Petrus tot schuld­besef en bekering komen.

Sommige vroegchristelijke apologeten erkennen ook met zoveel woorden dat ze zich inspannen om de beste argumenten te bieden voor het christelijk geloof, maar dat beslissend is of de Heilige Geest in de mens gaat wonen. In die trant schrijft Origenes in zijn derde-eeuwse apologie tegen Celsus. Hij citeert ook Paulus, de apostel die al had gezegd dat Geest en kracht doorslaggevend zijn, niet de wijsheid van mensenwoorden (1 Kor. 2:4-5).

Geestesgaven

De gaven van de Heilige Geest staan centraal in een bewaard gebleven lezingenserie van Bonaventura. Giovanni Fidanza oftewel Bonaventura, die leefde van ongeveer 1217 tot 1274, is vandaag de dag geen veel geciteerde schrijver. Toch geldt hij als een van de belangrijkste middeleeuwse theologen en stond hij ook bij iemand als Luther goed aangeschreven. In het voorjaar van 1268 hield Bonaventura in Parijs een reeks universiteitslezingen over de zeven gaven van de Heilige Geest. Bonaventura gaf toen al geruime tijd leiding aan de bedelorde van de franciscaner monniken. In zijn bespreking van de geestesgaven neemt hij ook stelling tegen opvattingen die radicale aanhangers van de filosoof Aristoteles verdedigden.

Bij geestesgaven is de Bijbellezer van vandaag misschien geneigd om te denken aan wat Paulus in 1 Korinthe 14 schrijft over geestelijke gaven of in Galaten 5 over de vruchten van de Geest. Maar die passages zijn hier niet bedoeld. De zeven geestesgaven waren sinds de kerkvader Hiëronymus in het kerkelijk spraakgebruik ingeburgerd naar aanleiding van Jesaja 11:2-3a. Die verzen luiden in de Latijnse vertaling: „Op Hem zal de Geest des Heeren rusten, de Geest van wijsheid en inzicht, de Geest van overleg en sterkte, de Geest van kennis en vroomheid; en de Geest van de vreze des Heeren zal Hem vervullen.” Zo kwam men tot zeven geestesgaven. Bonaventura bespreekt ze alle zeven, maar in een eigen volgorde. Ook kennis en verstand komen hier dus ter sprake onder het gezichtspunt van de gaven van de Geest.

Ootmoed

Wat heeft Bonaventura op dit punt te zeggen? In de eerste plaats: het gaat om gáven. Kennis is zo’n gave van de Heilige Geest. Volgens Bonaventura zijn er vier trappen in: filosofische kennis, theologische kennis, genadekennis en de kennis van de hemelse heerlijkheid. Elk van deze vier vormen van kennis is een gave, maar ze klimmen op in grootte en de eigenlijke gave van de Heilige Geest is de genadekennis. Wie een gave ontvangt, zegt Bonaventura, moet de Gever erkennen en danken. Kennis en verstand zijn dus niet autonoom of zelfgenoegzaam, maar gekregen. Het verstand is afhankelijk van een Gever, Die erkenning en lof verdient. „De hoogste vorm van rechtvaardigheid is dit: dat wij God de eer geven en dat wij God om wijsheid vragen.”

Een tweede belangrijk punt is gegeven met de gradaties in de gave van kennis: de onderste trede is niet maatgevend en het is niet goed erbij te blijven staan. Filosofische kennis „is de weg tot de andere wetenschappen, maar de persoon die daar wil blijven, geraakt in de duisternis”, aldus Bonaventura. Het is nodig om op de weg van de kennis vooruit te gaan. Ook voor de apologetiek ligt daarin een les opgesloten: genadekennis (trede 3) laat zich als zodanig niet vertalen in termen van filosofische kennis (trede 1).

Hoe kan een mens deze gaven ontvangen? Dat is een heel belangrijke kwestie voor Bonaventura. De verschillende gaven van kennis vormen een weg. Om daarop verder te komen is iets anders nodig dan beter nadenken. Wie van filosofische naar theologische kennis wil komen, moet zijn trots afleggen. „Wie het heiligdom van God met trots wil binnengaan, zal niet in staat zijn om [de Schrift] te lezen, ook al is hij geleerd.” Ook wie de gave van het verstand wil ontvangen, moet zichzelf voorbereiden. Hoe? Op drie manieren: door heilig te leven, door zachtmoedig te worden en door, zoals Paulus zei, het verstand gevangen te nemen (2 Kor. 10:5).

Over dat laatste aspect schreef Augustinus al dat alleen wie „zijn intellect gevangenneemt en in geloof datgene volgt wat hij hoort, geschikt is voor de gave van het verstand.” Voor Bonaventura is dit een belangrijk punt: „Als u ware geleerde wilt zijn, moet u vroomheid hebben.” Net als Bernhard van Clairvaux betoogt Bonaventura dat kennis niet in los verkrijgbaar is, maar onderdeel is van een levenswandel. Kennis gedijt slechts in een leven dat gericht is op het liefhebben van God, op het welzijn van zowel de naaste als zichzelf. Ook de calvinist die weet dat een mens zich niet voor de genade geschikt kan maken, kan hierin Bijbelse noties herkennen.

Wisselwerking

Wat hebben Bonaventura’s lezingen over de geestesgaven de christelijke apologetiek te bieden? De moderne tijd is het gewend om kennis en wetenschap los te zien van God en –met uitzondering van kwesties van wetenschappelijke integriteit– verregaand te isoleren van levenswandel en godsdienst. Bonaventura stelt in feite dat christelijke geloofsverdediging daarin niet kan berusten. Een kennis die geschenk van de Heilige Geest is, onttrekt zich aan de greep van mensen. Daarmee heeft ook de apologeet rekening te houden. Als deze kennis alleen goed functioneert in samenhang met een levenswandel van ootmoed, geloof en gehoorzaamheid, zal de apologeet ook daaraan aandacht moeten besteden.

De apologetiek doet vaak een sterk beroep op het verstand. Dat is begrijpelijk en nodig. Bonaventura’s lezingen attenderen erop dat ons verstand niet los functioneert van de Gever van inzicht. Ze attenderen er ook op dat het verstand in wisselwerking staat met iemands levenswandel en houding jegens God en mensen.

Dr. Aza Goudriaan, universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp

Zachary Hayes & Robert J. Karris (ed.), Works of St. Bonaventure, Collations on the Seven Gifts of the Holy Spirit, St. Bonaventure NY: Franciscan Institute Publications 2008 (Bonaventure Texts in Translation Series, 14).

Henry Chadwick, Origen, Contra Celsum, Cambridge: Cambridge University Press 2003 (1953) (hier achtereenvolgens boek 5.1 en 6.2).

Werner Detloff, ‘Bonaventura’, in H. D. Betz e.a., Theologische Realenzyklopädie, deel 7, Berlijn: Walter de Gruyter 1981, 48-55.

Ulrich Köpf, ‘Bonaventura’, in H.D. Betz e.a., Religion in Geschichte und Gegenwart, 4de druk, deel 1, Tübingen: Mohr Siebeck 1998, 1680-1683.

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer