Tornado
Boeken zijn het Evangelie niet. Zeker romans niet, die gecultiveerde brokken verbeeldingskracht waar een schrijver nog geld op toe krijgt ook. Schrijvers zijn tenslotte niet meer dan professionele fantasten, volleerde dromers. Daarom zijn er altijd al mensen geweest die menen dat een christen zijn tijd nutteloos doorbrengt met het lezen van zulke ”romantische boeken”. Allemaal ijdel geklap. Er is maar één nuttig Boek dat ertoe doet en waarin het vruchtbaar lezen is. Dus moeten we het maar houden bij dat ene Boek, en bij boeken en boekjes in de directe sfeer daarvan. Ik heb dat zelf ook wel een tijdje gedacht, eerlijk is eerlijk.
Toch kunnen romans je geloof geven. Niet het zaligmakende geloof van de Bijbel, maar toch: geloof in zaken die je niet ziet, omdat ze zich buiten de kaders van je eigen werkelijkheid bevinden. Een goede roman verlegt die kaders. Je gaat geloven in dingen die je niet voor mogelijk had gehouden als ze niet ergens zo overtuigend opgeschreven waren.
Zo kan het tot je mogelijkheden gaan behoren dat een saaie middelbareschoolleraar op zekere dag de internationale trein pakt in plaats van zijn boekentas (”Nachttrein naar Lissabon”), dat een bejaarde man nog een gelukkig huwelijk aangaat en vader wordt (”Gilead”), dat een homofiel in onthouding kan leven met God (”Gods gevangene”). Ik noem maar een paar van mijn favorieten.
En het laatste boek dat ik las, zorgt ervoor dat ik me voorstel hoe de lucht op deze druilerige meimorgen ineens groengeel wordt, hoe de winden zich van alle kanten bundelen, hoe die wervelstorm het dak optilt van het godshuis waar ik uitzicht op heb. En dat dat alles misschien wel gebeurt om die ene mens die worstelt met God, tot zichzelf te brengen.
”De tornado”! Na een aantal recent verschenen boeken waarin narigheid en vuile taal de toon zetten, zoog Nijenhuis’ boek dat alles in een keer op. Er kwam een frisgewassen geloof tevoorschijn: dat het dus mogelijk is een overtuigend boek te schrijven waarin het licht de duisternis overheerst. En dat door een onopvallende, zwakke landarbeider centraal te stellen. In de stille Ezen ontmoeten we een engel, een lichtende man, omringd door duistere figuren met nog duisterder verledens. Ilze, een cynische jonge vrouw; Jacob Kladak, een vertwijfelde dominee; Vergy, een keihard geworden man.
Als Ezen zijn mond opendoet, is dat om te zegenen waar alles vloekt. „Jezus, der liefde oneindigheid, buig u over de (krankzinnige, CS) broer van de juffrouw en fluister aan de schelp van zijn oor.” Ezen is een samenbindende visionair. Wanneer hij Ilze deelgenoot maakt van zijn verwachtingen aangaande het herstel van dominee Kladak, kan ze er niet meer van loskomen. En als Ezen uiteindelijk met zijn onderlijf onder een gekantelde trekker ligt te sterven, fluistert hij verlangend: „Nu al.” Lees en geloof het.