Auteur adoptieboek: Euforie kan snel omslaan
Ze keek naar het tv-programma Spoorloos, raakte geboeid door de emoties bij de hereniging van adoptiekinderen met hun biologische ouders, maar vroeg zich tegelijk af: Hoe gaat dit contact nu verder? Cornelie van Well schreef er een boek over. „Na de eerste ontmoeting kan de euforie snel omslaan.”
Al haar boeken –het achtste verscheen recent– gaan over maatschappelijke onderwerpen: schizofrenie, extreem kleine mensen, mantelzorg, grootouders die geen contact met hun kleinkinderen hebben. Het nieuwste heet: ”Geadopteerd, en dan?”
Het thema raakt de schrijfster persoonlijk. „Een van mijn drie pleegkinderen is geadopteerd. Zij wilde op haar 18e op zoek naar haar roots. Het is haar gelukt om haar moeder te vinden, maar na een jaar was het contact weer gestopt. Zelf werd ik zwanger op m’n achttiende; ik was nog niet getrouwd. Het kind afstaan is voor mij nooit een optie geweest, maar daardoor begrijp ik jonge moeders in dergelijke omstandigheden wel beter.”
De vraag: geadopteerd, en dan?, bleef de 60-jarige Van Well bezighouden. „Ik besloot er een boek aan te wijden. Schrijven heeft mijn hart. Ik ben humanist en was als geestelijk verzorger jarenlang verbonden aan diverse tehuizen. Op een gegeven moment merkte ik dat de hulpverlening steeds minder mijn interesse had. Ik ben er helemaal mee gestopt en richt me nu volledig op het schrijven.”
Van Well ging op zoek naar adoptiekinderen, adoptieouders en afstandsmoeders om hun levensverhaal op te tekenen. „Via internet, adoptieverenigingen en mijn eigen netwerk heb ik hen gevonden. Ook heb ik twee personen geïnterviewd die beroepsmatig met adoptie bezig zijn: iemand van de hulporganisatie FIOM en een hoogleraar adoptiestudies.”
Door alle verhalen lopen enkele rode draden. Van Well: „Adoptieouders met een buitenlands kind stimuleren hun zoon of dochter meer op zoek te gaan naar zijn of haar wortels dan adoptieouders met een Nederlands kind. Waarschijnlijk is het toch te dichtbij, te bedreigend als biologische ouders bij wijze van spreken om de hoek kunnen wonen.”
De tweede rode draad betreft de adoptiekinderen van buitenlandse afkomst. Van Well: „Op het moment dat ze in hun geboorteland aankomen, hebben de meesten de ervaring: dít is mijn thuis. Dat gevoel kunnen ze direct al hebben bij het verlaten van het vliegtuig als ze de lucht opsnuiven. Dat blijft iets wonderlijks.”
Hoewel adoptiekinderen primair op zoek gaan naar hun biologische ouders, blijkt het contact met broers, zussen, neven en nichten minstens zo belangrijk te zijn, ontdekte Van Well. „In het contact met de ouders kan het een rol spelen dat het kind ooit in de steek is gelaten. Het kind zelf kan dat als verwijt voelen richting zijn biologische vader en moeder. Dezen kunnen op hun beurt last hebben van schaamte. Dergelijk gevoelens spelen in het contact met andere familieleden niet. Bovendien, heel praktisch: dat contact loopt vaak makkelijker, omdat de jongeren Engels spreken, een mobieltje hebben en via internet met elkaar communiceren.”
Elk adoptiekind dat op zoek gaat naar zijn wortels weet dat een teleurstelling op de loer ligt. Van Well: „De zoektocht duurt vaak jaren en als die wordt beloond met een hereniging, ontstaat er in eerste instantie een soort euforie. Maar die kan snel omslaan. De eerste ontmoeting kan tegenvallen of het contact kan daarna snel afstandelijk worden. Vaak wordt dat gevoel niet goed uitgesproken.”
Drama’s hoorde Van Well ook. „Een volwassen man heeft na jaren zijn biologische moeder opgespoord. Hij wil haar dolgraag ontmoeten, is zelfs langs haar huis gegaan, maar zij weigert elk contact. Hij zegt: Dit voelt als een tweede afwijzing. In zo’n geval is het verstandig te stoppen met contact zoeken, maar dat is een moeilijke beslissing.”
Ook voor de adoptieouders is de speurtocht spannend, merkte Van Well in de gesprekken. „Zij moeten afwachten hoe een eventuele hereniging met de biologische ouders uitwerkt op hun eigen relatie met het adoptiekind. Vaak zie je dat de waardering van de geadopteerde voor zijn adoptieouders groeit als hij of zij heeft kennisgemaakt met de armoedige omstandigheden in het thuisland.”
De biologische moeder –de vader is vaak niet in beeld– kampt met een mengeling aan gevoelens. Van Well: „Ze ervaart pijn en verdriet dat ze ooit afstand van haar kind heeft moeten doen. Tegelijk is ze blij dat haar kind juist daardoor een goed leven heeft gekregen. En onder dat alles zit schaamte over wat er is gebeurd. Tegelijk weet je dat zo’n kind nooit uit de gedachten van z’n moeder geweest is of zal gaan.”
Moet je adoptiekinderen stimuleren op zoek te gaan naar hun roots? Van Well aarzelt: „Het hangt van het kind zelf af. Ik heb een Chinees meisje gesproken dat vanaf het moment dat ze kon praten vroeg naar haar echte papa en mama. Andere kinderen laten het onderwerp jarenlang rusten. Over het algemeen geldt dat ze het beste op zoek kunnen gaan voor hun 14e of na hun 18e. De periode daartussen is de puberteit. Dan gebeurt er al zo veel in het leven van een kind dat je beter niet ook nog op dat moment een speurtocht naar je roots kunt beginnen.”
De confrontatie tussen het rijke Westen en het arme thuisland van het adoptiekind is een heftige. Van Well: „Er zit ook een gevaar aan, namelijk dat de biologische ouders het kind gaan gebruiken als melkkoe. Zo van: maak elke maand een bedrag over, dan krijgen wij ook een beter leven. Adoptiekinderen moeten zichzelf daartegen indekken.”
Hoewel Spoorloos heeft bijgedragen aan de totstandkoming van haar boek heeft de schrijfster moeite met het populaire tv-programma. „Alleen de succesnummers komen op de buis.” Ze hoorde tijdens haar eigen interviews tranentrekkende onthullingen. „Eén jongen heeft altijd gedacht dat hij wees was, maar hij blijkt nu toch een moeder te hebben.”
Na de interviews nodigde Van Well alle adoptiekinderen bij haar thuis uit. „Ze zijn die dag allemaal bij dezelfde boom, vlak bij mijn huis, op de foto gezet. Het was opvallend hoe geanimeerd de gesprekken verliepen, ook al kenden de mensen elkaar niet.”
”Geadopteerd, en dan?”, Cornelie van Well; uitg. De Graaff, Utrecht, 2012; ISBN 978 90 77024 41 6; 188 blz.; € 19,95.