„Dan zal ik rein water op u sprengen en gij zult rein worden.”

Water wordt in de Schrift gebruikt als een zinnebeeldige voorstelling van de Heilige Geest. Zo zei onze Heere: „Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn buik vloeien. (En dit zei Hij van de Geest)” (Joh. 7:37-39). Een soortgelijk getuigenis vinden wij bij de profeet Jesaja: „Want Ik zal water gieten op de dorstige en stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen” (Jes. 44:3).

Van deze gave van de Heilige Geest, voorgesteld door het water, sprak de Heere met de Samaritaanse vrouw, toen Hij het water van de Jakobsbron stelde tegenover het levende water, dat Hij te geven had: „Eenieder die van dit water drinkt, zal wederom dorsten; Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven” (Joh. 4:13, 14).

Het is ook in deze zin dat ik die woorden des Heeren versta die aanleiding hebben gegeven tot zo veel dwaling en tot zo veel geschil: „Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan het Koninkrijk Gods niet ingaan.”

J. C. Philpot, 
predikant te Stamford

(”Leerredenen”, 1866)