Het conflict tussen natuurwetenschap en naturalisme
Door strakke redeneringen aantonen dat geloof en wetenschap niet met elkaar in conflict hoeven te zijn, wat kan een verstandsmens nog meer willen? Als dat dan ook nog gedaan wordt door een gerespecteerd filosoof als Alvin Plantinga kan het helemaal niet meer stuk.
Plantinga is een Amerikaanse christenfilosoof die zich gespecialiseerd heeft in de kenleer. Hij is vooral bekend door zijn stelling dat kennis van God als echte kennis mag gelden dankzij het feit dat openbaring een van de bronnen voor kennis is. Maar het hoofdthema is nu anders: het vermeende conflict tussen geloof en wetenschap.
Plantinga bedrijft filosofie volgens de analytische benadering. Daarin gaat het niet allereerst om grote ideeën over het hoe en waarom van de dingen. Het gaat daarin om het opzetten van correcte redeneringen die leiden tot goede begripsvorming. Dat komt vaak wat droog en technisch over. Maar bij Plantinga wordt het toch spannend, want er wordt over de relatie tussen geloof en wetenschap wel veel gespeculeerd, maar je zou graag eens een systematisch betoog willen zien over deze problematiek. De manier van bespreken die het meest recht doet aan dit boek is die redenering op de voet volgen.
De stelling die in de loop van het boek bewezen wordt is deze: er is slechts een oppervlakkig conflict, maar een diepgaande overeenkomst tussen natuurwetenschap en theïstisch geloof (geloof in God, Die actief betrokken is op de werkelijkheid), en er is een oppervlakkige overeenkomst, maar een diepgaand conflict tussen natuurwetenschap en naturalisme (de overtuiging dat er geen bovennatuurlijke oorzaken zijn). Dat is een mond vol, maar Plantinga rafelt het netjes uiteen in vier onderdelen.
Eerst laat Plantinga zien dat er alleen een conflict is tussen de evolutietheorie en het theïstisch geloof wanneer aan die theorie wordt toegevoegd dat het proces door toeval wordt gestuurd. Het tweede schijnbare conflict tussen natuurwetenschap en geloof is dat van de wonderen. Plantinga lost dat op door te wijzen op het feit dat de natuurwetten alleen gelden voor gesloten systemen, zonder ingrijpen van buitenaf. Dat is slechts een beperking in de theorie en in de werkelijkheid kan dat ingrijpen van buiten wel degelijk bestaan. Vervolgens bespreekt Plantinga de zeer nauwkeurige ‘afstelling’ van natuurconstanten die het ontstaan van leven op aarde mogelijk heeft gemaakt als argument voor het bestaan van een Schepper.
Plantinga neemt het ook op voor de gedachte dat sommige constructies van levende wezens zo complex zijn dat toeval geen adequate verklaring voor hun ontstaan kan zijn. Maar de diepste overeenkomst tussen geloof en natuurwetenschap ziet Plantinga in de aanname van de natuurwetenschappen dat er een orde in de werkelijkheid zit.
De laatste stap is het aantonen van een diepgaand conflict tussen natuurwetenschap en naturalisme. Als het waar is dat alles uit toeval bestaat, dan is ook het kenvermogen van de mens op die manier ontstaan en kan er geen enkele garantie zijn dat dit kenvermogen tot betrouwbare kennis leidt. Ook de overtuiging van het naturalisme is dan dus niet betrouwbaar. En zo bijt de slang van het naturalisme in zijn eigen staart. Dit is een van de origineelste delen van het boek.
Voor een analytisch-filosofisch boek laat deze publicatie van Plantinga zich goed lezen door een breder publiek. De meest ‘technische’ weergave van de argumentatie staat in kleine lettertjes en die kan de lezer vrijwel ongestraft overslaan.
Enkele punten in de redenering zijn kwetsbaar. Zou een door toeval ontstaan kenvermogen van de mens toch niet betrouwbaar kunnen zijn als onbetrouwbare kennis in het evolutionaire proces uitgefilterd werd doordat het overlevingskansen schaadt? Is openbaring als kenbron wel te onderscheiden van een onterecht beroep op openbaring om het geloof in bijvoorbeeld kabouters te rechtvaardigen?
Ook ontbreekt een meer theologische beschouwing over de vraag of er niet een diep conflict is tussen evolutietheorie en geloof in God zoals Hij Zich specifiek in de Bijbel openbaart (dat is meer dan theïsme). Zo blijven er wel meer vragen over, maar dat neemt niet weg dat het boek van Plantinga een welkome ondersteuning is voor christenen die geroepen worden hun betrokkenheid als gelovige bij de wetenschap te verantwoorden.
Boekgegevens
”Where the conflict really lies. Science, religion & naturalism”, door Alvin Plantinga; uitg. Oxford University Press, Oxford, 2011; ISBN 978 0 19 98109 7; 360 blz.; $ 27,95.