Omgang met kerkgebouwen vraagt om diepere doordenking
Kerkbouw vraagt om visie. Het is daarom van belang dat de gereformeerde gezindte bewust nadenkt over haar omgang met kerkgebouwen, reageert Mart Ros op Steven Middelkoop en Dirk de Korne.
Het gaat niet goed met de kerkgebouwen in Nederland. De komende jaren verliezen wekelijks gemiddeld twee kerken hun religieuze functie. Te verwachten is dat in Nederland de komende tijd zo’n 1000 kerken, waarvan 600 tot 700 protestantse, overbodig zullen worden.
Het proces van voortgaande secularisatie, ontkerkelijking en kerkverlating trekt diepe sporen: leegstand, hergebruik en sloop van kerkgebouwen zijn te verwachten.
Orthodox-christelijk Nederland vormt een gunstige uitzondering. Daar worden kerkgebouwen nog intensief gebruikt voor hun oorspronkelijke doel. Het zijn bedehuizen waar de christelijke gemeente samenkomt om Gods Woord te horen, de sacramenten te gebruiken, God de Heere openlijk aan te roepen en de naaste christelijke handreiking te doen.
Onder meer vanwege blijvende kerkelijke betrokkenheid en groei worden er ook in 2012 nog regelmatig nieuwe kerken gebouwd of uitgebreid.
Verdrietig
Jeugdwerkadviseur Steven Middelkoop schrijft in een column in de krant (RD 9-5) dat hem een intens gevoel van onbehagen overvalt als hij nadenkt over de huidige kerkbouwpraktijk. „Wij tempelen liever in fantastische kerkgebouwen dan dat we tabernakelen in aula’s en sporthallen. Enerzijds gaan miljoenen mensen verloren, anderzijds steken wij miljoenen in tempels van staal en beton. We belijden hier geen blijvende stad te hebben, toch bouwen we lustig voort.”
Middelkoop –hij omschrijft zichzelf als een „visionair ingesteld atechnisch gemeentelid”– pleit voor een nieuwe vorm van kerkbouw. Op besteleenkerk.nl zou een drietal typen kerkgebouw aangeboden moeten worden waaruit kerkbouwend Nederland een keuze kan maken: een variant met 200, 400 en 600 zitplaatsen.
Middelkoop is niet de enige die zijn mening geeft over kerkbouw in Nederland. Op dezelfde dag pleit gezondheidswetenschapper Dirk de Korne in de krant voor een kerkbouwverbod. In Nederland staan volgens De Korne genoeg kerken.
Het probleem is volgens de wetenschapper dat de kerkmensen niet in de buurt van de lege gebouwen wonen. Of ze rijden bijna lege gebouwen voorbij om in een andere gemeente de zuivere waarheid te horen. Het maakt De Korne verdrietig. Volgens hem is het bouwen van grote nieuwe kerkgebouwen verspilling van geld en genade(tijd).
Serieus
In beide columns wordt kerkbouwend Nederland uitgedaagd. Zijn we wel goed bezig? De door de scribenten voorgestelde oplossingen zijn waarschijnlijk vooral prikkelend bedoeld. Een kerkbouwverbod? Een massale volksverhuizing? Cataloguskerken? Steen en beton in plaats van evangelisatie? Het lijkt allemaal weinig reëel.
Tegelijkertijd is het vraagstuk uitermate serieus en wezenlijk: Hoe gaan orthodox-protestantse kerken anno Domini 2012 om met hun bedehuizen?
Een antwoord op die vraag is niet eenvoudig te geven. De omstandigheden zijn divers. Een gemeente die door interne aanwas uit haar kerkgebouw is gegroeid, heeft een heel ander probleem dan de jonge gemeente in een nieuwe stadswijk.
Een gemeente die door verdrietige omstandigheden geen gebruik meer kan maken van het gebouw waarin ze jaren samenkwam, zoekt een passende oplossing, soms noodgedwongen vlak bij het oude kerkgebouw dat bijna leegstaat.
De grote stadsgemeente –al dan niet aan „een lommerrijke singel”– verschilt wezenlijk van een kleine dorpsgemeente. Evangelisten en kerkplanters zoeken andere vormen dan gemeenten die al decennialang bestaan. Iedere situatie is uniek. Als er gebouwd of verbouwd moet worden, zal dat daarom alleen goed kunnen als er een duidelijk en goed doordachte kerkvisie en kerkbouwvisie bestaat.
Vragen
Als architect ben ik regelmatig intensief betrokken bij grotere en kleinere kerk(ver)bouwplannen. Uiteraard maak je dan kennis met de vragen en wensen die er lokaal spelen. Vragen die betrekking hebben op de grote gezamenlijke verantwoordelijkheid die gedragen wordt bij het (ver)bouwen van ruimten waar honderden, duizenden mensen, jongeren en ouderen, eenmalig of jaar in jaar uit, onder het Woord zullen komen.
Vaak passeren onder meer de volgende vragen de revue: Hoe bouw je een goede kerk en is het ook mogelijk een echte protestantse kerk te maken waarin in alle eenvoud het Woord letterlijk en figuurlijk centraal staat? Wat is een kerkgebouw dat niet belemmerend werkt om ‘echt’ te horen en waar de drempel om (binnen) te komen niet te hoog is?
Over hoe een dergelijke kerk eruit moet zien, bestaan veel vragen en opvattingen. Welk signaal geeft ons kerkgebouw aan de wereld om ons heen?
Het lijkt een vreemde zaak om in een tijd waarin kerkafstoting aan de orde van de dag is, te discussiëren over de manier waarop we onze kerkgebouwen moeten bouwen of verbouwen. Toch is dat niet het geval. Juist nu, in een tijd van geestelijke, maatschappelijke en economische crises, is het zaak dat we voor onszelf duidelijk hebben welke plek de kerk en het kerkgebouw in de samenleving innemen. In het licht hiervan juich ik het daarom van harte toe dat de columnisten aandacht vragen voor dit onderwerp.
Hoogmoedig
Als bijdrage aan het denkproces over kerkbouw geef ik enkele persoonlijke opvattingen ter overdenking.
Allereerst: kerken kunnen te groot zijn. In een kerkgebouw met meer dan 1500 zitplaatsen wordt de afstand tussen de predikant en sacramentsbediening en de luisteraars te groot. Een kerk met 600 tot 800 zitplaatsen zit wat mij betreft tegen bovengrens.
Dit betekent concreet dat het in sommige grote plaatsen beter is om een tweede kerkgebouw te realiseren dan een nog grotere kerk te bouwen.
Het is verder nergens voor nodig om te streven naar zo groot mogelijke kerken met hoogmoedige torens. Een protestantse kerk wordt gekenmerkt door stijlvolle eenvoud waarbij het Woord centraal staat. Laten we dat vooral zo houden.
De auteur is architect.