Gezondheid

Prof. Johan Polder: We worden gezonder, maar ook zieker

Op het omslag van hun boek ”De gezondheidsepidemie” prijkt een taart met kaarsjes. Als hapklaar symbool van de welvaart. We leven en eten er goed van. Maar zijn we ook gezond en verantwoord bezig? „Een goede vraag, maar we moeten elkaar daarin niet te veel de maat nemen.”

Wim van Hengel

15 May 2012 13:22Gewijzigd op 14 November 2020 21:05
beeld RD, Janneke Paalman
beeld RD, Janneke Paalman

Dr. Johan Polder zegt het halverwege het gesprek naar aanleiding van het recent verschenen boek ”De gezondheidsepidemie”. De Tilburgse bijzonder hoogleraar gezondheidseconomie, werkzaam bij het Centrum voor Volksgezondheid Toekomstverkenningen van het RIVM, schreef het samen met twee collega’s: Sjoerd Kooiker, verbonden aan het Sociaal en Cultureel Planbureau, en medisch socioloog Fons van der Lucht, eveneens verbonden aan het RIVM.

De auteurs zitten op de gematigde lijn als het gaat om het streven naar een optimale gezondheid. „In artikel 22 van de Grondwet staat dat de overheid maatregelen moet treffen ter bevordering van de volksgezondheid. Dat resulteerde jarenlang in beleid dat kortweg is samen te vatten als: „Gij zult gezond leven.” Maar ons bekroop de laatste tijd toch meer en meer het gevoel: dit is te simpel. Want mensen kunnen niet altijd gezond leven. En wie bepaalt wat echt gezond is? Door de jaren heen zijn de adviezen nogal eens veranderd. Dat schept bij mensen best veel verwarring.”

Aandacht voor gezondheid is in de media en in de samenleving de afgelopen decennia sterk toegenomen. Hoe is dat zo gekomen?

„Het staat allemaal niet los van de secularisatie en de grote culturele veranderingen in Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Vroeger ging het veel meer om andere zaken, zoals het geloof, de relatie met God, een goed gezin en een goed huwelijk.

Daarnaast zijn er steeds meer gegevens beschikbaar gekomen uit grote studies naar voeding en leefstijl. Met die cijfers gingen adviesorganen, overheden en voorlichtingsinstanties vervolgens aan de slag. De media pikten die informatie gretig op en het publiek nam er graag kennis van.”

Op het omslag van uw boek staat te lezen dat „de obsessie met gezondheid op een epidemie begint te lijken.” Schieten we door, ook in christelijke kring?

„Het zou wel een tandje minder mogen. Of de sterke focus op gezondheid ook aanwezig is bij christenen, weet ik niet. Ik ben geen socioloog. Voor veel mensen is gezondheid een doel op zich geworden, al heb je gemakkelijk praten als je gezond bent. Maar in het christelijk leven gaat het toch eigenlijk om andere dingen.

Als ik de horden hardlopende mensen op straat ziet en naar hun gezichten kijkt, dan denk ik wel eens: loop je nu voor je plezier te rennen of omdat het móét? Bewegen is goed voor je gezondheid, maar het zou meer ingebouwd kunnen worden in het dagelijkse leefritme. Bijvoorbeeld door te fietsen naar je werk als het even kan. We onderstrepen in ons boek het belang van een gezonde leefstijl, maar we laten tegelijk zien hoe de epidemie van gezondheidsboodschappen voor sommige mensen tot terreur kan verworden.”

Een jaar geleden stond in deze krant een artikel over E-nummers. Dat leidde tot veel reacties. Een receptenboekje beleefde diverse herdrukken. Wat zegt u dat?

„Mensen willen vaak risico’s mijden die van buiten komen, terwijl ze zelf discutabel gedrag vertonen. Het voedsel moet veilig zijn, maar ondertussen eten we veel te veel en vaak ook nog ongezonde producten.

Wat die E-nummers betreft: de toxicologen van het RIVM wezen mij erop dat voor alle stoffen, dus ook voor stoffen met een E-nummer, geldt dat ze giftige eigenschappen hebben, ongeacht of ze uit de natuur komen of door de mens zijn gemaakt. Of je daadwerkelijk last krijgt van die eigenschappen hangt af van de hoeveelheid die je ervan binnen krijgt. Per stof is bekeken waar die veiligheidsgrens ligt en is de maximale gebruikshoeveelheid vastgesteld in voedingsmiddelen. Daardoor krijgen we zo weinig van deze stoffen binnen dat ze geen enkel risico voor onze gezondheid opleveren.

Maar als mensen gelukkig worden van het bakken van een appeltaart zonder E-nummers, moeten ze dat zeker doen. De vraag is dan natuurlijk wel of al die vetten en suikers niet veel schadelijker zijn dan die paar vermeden E-nummers. Met andere woorden: zit het wel goed met de kijk op de échte risico’s?

Bij heel die leefstijladvisering kun je volgens mij toe met een heel kort lijstje: niet roken, gevarieerd en matig eten, bewegen waar het kan, zuinig omspringen met alcohol en een gezond leefritme erop na houden.

Tegen christenen zou ik zeggen: vergeet die E-nummers, ga periodiek vasten. Verder lijkt het me niet onverstandig om heel matig te zijn met de vleesconsumptie.”

Gezond gedrag is goed en ongezond gedrag is fout. Leefstijl wordt geregeld in de sfeer van goed- en afkeuring getrokken, zo constateert u. Hoe komt dat?

„Mensen zoeken houvast in wat goed en niet goed is. Als de kennis over gezond en ongezond gedrag toeneemt, krijgt dat al snel een normatief kader. Neem roken. Iemand die in de jaren vijftig rookte, kon je niets verwijten. Nu weten we beter. Voor overgewicht geldt hetzelfde. Dat is slecht voor je gezondheid. Het gevolg is dat mensen die dik zijn daar nogal eens op worden aangekeken.

Dik Trom was vroeger de gezellige hoofdfiguur in het gelijknamige jongensboek. Nu is een jongen met zo’n uitstraling toch eigenlijk wel een loser. Kan zo iemand zich wel beheersen, ook op andere terreinen, is al snel de gedachte. Dat is best eng.”

Meer aandacht voor de sociale kant bij het geven van leefstijladviezen is volgens u gewenst.

„In de voorlichting over gezond leven gaat het vrijwel altijd om het lijf: voeding, roken, bewegen. Psychosociale factoren blijven onderbelicht. Wat doet bijvoorbeeld stress in een gezin met tweeverdieners? Wat doen de steeds hogere prestatienormen in het arbeidsproces met mensen? Wat betekent het als vaders het veel te druk hebben en weinig thuis zijn? Wat doet ruzie en echtscheiding met kinderen? Die duiken regelrecht de misère in.

Dat is onze boodschap richting epidemiologen: jullie zien mensen te veel als een optelsom van relatieve risico’s. Als je dit doet, krijg je dat. Als je dat doet, is er meer kans op, enzovoorts. Maar individuen zijn meer dan zo’n optelsom. Bekijk heel de mens. Dat is best lastig. Dergelijke verbanden zijn niet zo goed te berekenen met al onze mooie computers.”

Veel mensen denken dat het slecht gaat met de gezondheid van Nederlanders. Ze wijzen op het aantal jongeren met overgewicht en obesitas. U relativeert dat.

„Klopt. Als je de CBS-cijfers vergelijkt vanaf de jaren tachtig, is er wel sprake van een stijging, maar vanaf 1990 zie je bij kinderen eigenlijk een stabilisatie van overgewicht en obesitas. We noemen dit de grafiek die gezondheidswetenschappers eigenlijk niet willen laten zien. Waarmee we overigens niet ontkennen dat overgewicht een volksgezondheidsprobleem is.”

Hoe ziet u de ontwikkelingen onder jongeren als het gaat om snackgedrag, roken, drankmisbruik?

„Met de meeste jongeren gaat het goed. Waar ik me vooral zorgen over maak, is het alcoholgebruik. Alcohol is gif voor jonge hersenen. Dat lijkt me een veel groter probleem dan overgewicht. Er wordt tamelijk lichtzinnig mee omgegaan. Een beetje prikkelend zeg ik wel eens: je ziet de meeste drankketen in streken waar de vaccinatiegraad het laagst is. Dat is natuurlijk vreemd.

Onder jongeren met een vmbo-opleiding zie je meer risicovol gedrag dan onder vwo-leerlingen. Dat geldt over de hele linie: roken, drinken en seksuele contacten. Daar zitten de probleemgroepen waarvoor we ons keihard moeten inzetten.”

Investeren in een gezonde leefstijl moet leiden tot een daling van de zorgkosten. Dat lijkt zo logisch.

„Op korte termijn klopt dat, op de langere duur niet. Het is simpel gezegd in één zinnetje samen te vatten: vanaf 65 jaar is voor iedereen het totaalbedrag dat gedurende de rest van de levensloop aan zorg wordt uitgegeven min of meer gelijk.

Mensen die op hun 65e gezond zijn, leven gemiddeld acht jaar langer dan mensen die dat niet zijn. Dat is een zegen. Maar op hoge leeftijd worden ook de gezonde ouderen uiteindelijk kwetsbaar en zorgbehoeftig. Je kunt daar twee conclusies aan verbinden. De negatieve is: preventie en gezond leven hebben geen enkele zin. Dat is flauwekul, want het levert veel gezonde extra jaren op. De positieve conclusie is: mensen leven acht jaar langer en dat kost geen cent meer.”

In 1850 lag de gemiddelde levensverwachting in Nederland rond de 40 jaar, mede door de hoge kindersterfte. Inmiddels is deze verdubbeld naar 78,5 jaar (mannen) en 82,7 jaar (vrouwen). Die stijging gaat nog steeds door. Toch worden we niet alleen steeds gezonder, maar ook zieker, stelt u in uw boek. Hoe zit dat?

„Veel infectieziekten en andere aandoeningen zijn teruggedrongen door onder meer toegenomen hygiëne, betere medische behandelingen en nieuwe medicijnen. De levensverwachting stijgt nog steeds met een weekend per week. We worden dus gezonder. Tegelijk worden we ook steeds zieker. Door betere diagnostiek weten steeds meer mensen dat ze iets mankeren, ook al voelen ze zich gezond. En door succesvoller behandelingen van ziekten neemt het aantal mensen met een chronische aandoening sterk toe.

De vergrijzing leidt tot lastig op te lossen problemen, maar biedt ook oplossingen. Als we langer leven, kunnen we ook langer werken. Wat mij betreft gaat de AOW-leeftijd morgen naar 70 jaar, met maatwerk voor zware beroepen. Jongere ouderen kunnen mantelzorg bieden aan hoogbejaarden.

We moeten er alles aan doen om ook in de toekomst menswaardige zorg mogelijk te maken. Ik denk daarbij vooral ook aan de toename van dementie, een aandoening die het meest voorkomt onder hoogbejaarden. Laten we ons niet wijsmaken dat het allemaal te voorkomen zou zijn als je maar gezond leeft.”

N.a.v. ”De gezondheidsepidemie”, Johan Polder e.a.; uitg. Reed Business, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 352 3335 5; 140 blz.; € 14,55.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer