Europa als politiek strijdperk
Bij de verkiezingen van september zullen Europa en de euro ongetwijfeld belangrijke strijdpunten zijn. PVV en SP profileren zich heel duidelijk als anti-Europees. Voorheen was Europa eigenlijk nooit zo’n issue in de verkiezingsstrijd.
Vanuit hun sterke verbondenheid met het nationale verleden verzetten partijen als SGP, GPV en RPF zich tegen de komst van een supranationaal Europa. Ter linkerzijde beschouwden CPN en PSP de EEG als een kapitalistisch bolwerk. Maar daar bleef het wel bij. De grotere partijen stonden zonder meer achter het Europese project.
Bij het referendum over de Europese grondwet in 2005 wisten de eurokritische krachten echter een meerderheid te behalen. Ruim 60 procent van de opgekomen kiezers wees het voorgelegde grondwettelijk verdrag af. Onder de liberalen en de rooms-katholieken waren relatief veel voorstemmers, terwijl de protestanten en de socialisten veelal tegen waren. Het hoogste percentage tegenstemmers (91,6) was in Urk. Daarna kwam het voorheen communistische Reiderland met 84,6 procent. Sindsdien is Europa niet meer weg geweest uit de politieke discussie.
Verschuivingen
Wel hebben zich opvallende verschuivingen voltrokken. CPN en PSP gingen op in GroenLinks, maar die partij presenteert zich thans zonder meer als pro-Europees. Aan de andere kant van het politieke spectrum zijn SGP en ChristenUnie gepasseerd door de PVV. Onmiskenbaar is Wilders thans de man die voorop loopt in de agitatie tegen Brussel. Nederland moet uit de Europese Unie en we willen onze gulden terug. Dat is de onlangs nog aangescherpte lijn van de PVV. De vertegenwoordigers van de SGP zul je dat zo niet horen zeggen en die van de ChristenUnie zeker niet. Die gewijzigde positie heeft duidelijk te maken met allerlei ingrijpende veranderingen die zich de afgelopen halve eeuw hebben voltrokken.
Na aanvankelijke bezwaren waren de vertegenwoordigers van SGP en GPV overtuigd voorstander van de NAVO. Het Russische gevaar namen zij volop serieus. Maar de EEG (de voorloper van de EU) zagen ze als een onaanvaardbare aantasting van de nationale soevereiniteit. Die zou leiden tot de Verenigde Staten van Europa en daar voelden ze niets voor.
In 1965 nam de SGP in haar beginselprogram een artikel op over de Europese samenwerking. Daarin werd samenwerking tussen meerdere landen niet afgewezen. Wel verklaarde men zich „voor het behoud der nationale zelfstandigheid en derhalve tegen de Europese eenwording onder een supra- of bovennationale regering, waardoor de invloed van Rome en het humanisme sterk wordt bevorderd, het werk der Reformatie al meer zal worden afgebroken en het koningschap dreigt te worden gedegradeerd.”
Rooms onderonsje
De afkeer van de Europese integratie werd dus duidelijk ingegeven door beduchtheid voor roomse invloeden. Vreemd was dat niet. Van de oorspronkelijke zes EEG-landen golden vier als rooms-katholiek en de andere twee (Nederland en West-Duitsland) waren dat voor bijna de helft.
Ook elders, onder andere bij premier Drees, leefde beduchtheid voor een te grote rooms-katholieke invloed op het Europese project, te meer omdat begin jaren vijftig alle ministers van Buitenlandse Zaken van de deelnemende landen tot een rooms-katholieke partij behoorden (in Duitsland de CDU). Zo werd Europa wel erg een rooms onderonsje!
Inmiddels is van die roomse invloed in de Europese Unie niet veel meer over. Dat heeft niet zozeer te maken met de toetreding van nieuwe lidstaten. Dat waren ongeveer evenveel roomse als niet-roomse landen. Er heeft echter in Europa een sterke secularisatie plaatsgevonden. Zeker in de vanouds protestantse landen, maar ook in de landen die vroeger vrijwel homogeen rooms-katholiek waren.
De affaire-Buttiglione heeft wel duidelijk gemaakt dat conservatieve rooms-katholieken in Europa tegenwoordig buiten de boot vallen. De Italiaan Buttiglione moest zich in 2004 terug trekken als kandidaat voor de Europese Commissie vanwege zijn traditionele opvattingen over gezin en homoseksualiteit. In het Europa van de 21e eeuw was hij daarmee door de morele ondergrens gezakt. Ook al beloofde hij in zijn beoogde functie geen uiting te geven aan zijn omstreden opvattingen, dat mocht hem niet baten.
Er is dus voor de SGP geen reden meer om bezorgd te zijn dat door de Europese integratie de invloed van Rome toeneemt. Bovendien moet gezegd worden dat de opvattingen van Buttiglione, waarom hij als Eurocommissaris werd afgewezen, vrij aardig aansloten bij die in orthodox-protestantse kring.
Ontervingsproces
Maar niet alleen Europa, ook Nederland zelf is in een halve eeuw tijd in hoge mate geseculariseerd. In de beginjaren van de Europese integratie kon men er met recht op wijzen dat in Nederland de zondagsrust altijd nog wat meer in acht genomen werd dan elders in Europa. Dat in ons land de christelijke scholen financieel gelijk gesteld waren met het openbaar onderwijs en dat vaak ook andere christelijke organisaties gesubsidieerd werden. Nederland had nog het een en ander bewaard van zijn christelijke verleden. Hoe zou dat gaan in een toekomstig verenigd Europa?
Daarbij kwam dat juist de orthodoxe protestanten zich sterk identificeerden met het koningshuis en de Nederlandse natie. Die natie was immers ontstaan in de strijd tegen Rome en in die tijd was ook de band met het Oranjehuis gelegd.
Inmiddels moeten we helaas constateren dat Nederland een van de meest geseculariseerde landen van Europa is. Dat is geen gevolg geweest van de Europese integratie, maar was een tamelijk autonome ontwikkeling. Inzake abortus, euthanasie en homohuwelijk liep Nederland vaak voorop. Voor orthodox-protestanten en zeker voor SGP’ers leidde dat tot een ontervingsproces. Zij die zich vanouds sterk verbonden voelden met het eigen land en daarom op de bres stonden voor het behoud van de nationale soevereiniteit, gingen zich daar steeds meer een vreemdeling voelen. De juridische acties van de afgelopen jaren tegen de subsidiëring van de SGP en eigenlijk tegen het voortbestaan van de partij, zijn wat dat betreft tekenend voor de situatie.
Ook de band met het koningshuis is minder geworden. Dat groeit immers steeds verder af van zijn historische wortels. Voor zover men daar nog wat aan godsdienst doet, is dat een combinatie van vrijzinnig protestantisme en rooms-katholicisme.
Wereldheerschappij
In het verleden werd ook wel de vrees uitgesproken dat een verenigd Europa zou leiden tot de wereldheerschappij. Soms werd daarbij verwezen naar het oude Romeinse Rijk of naar het beest zoals ons dat in Openbaring 13 getekend wordt.
Inmiddels is wel duidelijk dat zelfs een verenigd Europa op wereldniveau niet meer zou zijn dan een macht van de tweede orde. Europa vergrijst en gaat wellicht in bevolkingstal teruglopen. Het zal een kunst zijn om het huidige welvaartsniveau te handhaven. De Chinezen maken duidelijk meer kans op de wereldhegemonie dan de EU.
Er is dus alle reden om de beeldvorming ten aanzien van Europa bij te stellen. Ook in het Europese kamp is er het een en ander veranderd. De supranationale idealen zijn duidelijk verbleekt. In 1991 werd in het Verdrag van Maastricht over de EU nog gesproken als een „ever closer union” (een steeds hechter verbond), maar het enthousiasme daarvoor is duidelijk afgenomen.
In brede lagen van de bevolking roept Europa geen warme gevoelens op. Mensen voelen zich nog steeds geen Europeaan. Nationale en ook regionale loyaliteiten wegen voor hen duidelijk zwaarder. Verder geldt dat de afgelopen jaren in allerlei crisissituaties de regeringsleiders van de EU zich duidelijk gemanifesteerd hebben ten koste van de supranationale Europese Commissie.
Daarbij komt dat in een halve eeuw tijd onze leefwereld ingrijpend is veranderd. Onze economie is inmiddels sterk vervlochten met die van de andere EU-landen. Dat geldt in veel gevallen zelfs voor het midden- en kleinbedrijf. Het meeste van wat we aanschaffen komt van over de grens. Ook andere levensgebieden zijn geïnternationaliseerd.
Universitaire studies zijn gereorganiseerd volgens het Angelsaksische model. Buitenlandse stages voor studenten zijn niets bijzonders meer. Mensen gaan volop met vakantie naar het buitenland. Een netwerk van autowegen en hogesnelheidstreinen maakt afstanden gemakkelijker te overbruggen. Vliegen is tegenwoordig goedkoop. En over de halve wereld kun je je in het Engels verstaanbaar maken. Internet maakt communicatie over grote afstanden kinderlijk eenvoudig. Nederlanders zwerven uit naar het buitenland, buitenlanders vestigen zich tijdelijk of blijvend hier. Ook de onderwereld is inmiddels geïnternationaliseerd. Milieuproblemen houden evenmin rekening met de staatsgrenzen.
Die internationalisering van de leefwereld maakt allerlei vormen van bovennationale coördinatie en regelgeving onvermijdelijk. De politiek kan en mag daar haar ogen niet voor sluiten. Maar wat Europa betreft moeten er niet meer zaken in Brussel geregeld worden dan echt nodig is. In het algemeen geldt dat organisaties en verbanden de neiging hebben om steeds meer dingen naar zich toe te halen. De EU is daar geen uitzondering op.
Minder ideologisch
Er is echter geen reden om met Wilders de strijd aan te gaan wie het meest weet af te geven op Brussel. De geseculariseerde Nederlandse identiteit die hij wil verdedigen, is de onze niet. En we behoeven ons ook niet te beklagen over de strenge begrotingsnormen die ons vanuit Europa worden opgelegd. Die zijn niet overbodig. Als Brussel ze niet zou voorschrijven, zou er reden zijn om ze in onze grondwet op te nemen.
Wel zou de EU veel minder ideologisch geladen moeten worden. Aan een „ever closer union” hebben we volstrekt geen behoefte. Een EU met meerdere integratieniveaus (meerdere snelheden) hoeft helemaal geen bezwaar te zijn. Niet ieder EU-lid hoeft aan Schengen mee te doen en evenmin aan de euro. En een land dat eenmaal ergens voor gekozen heeft, moet ook weer uit dat arrangement kunnen stappen. Of er uitgezet kunnen worden, als het zich volstrekt niet aan de regels houdt.
In de praktijk zal dat zo’n vaart niet lopen. Je kunt terecht van mening zijn dat de euro een te groot waagstuk was, maar het heeft heel ingrijpende en ook moeilijk te overziene consequenties om terug te gaan naar de frank of de gulden.
Ten slotte is het van belang te bedenken dat de voor- en nadelen van de Europese integratie en in het algemeen van de globalisering, niet bij iedereen in gelijke mate terechtkomen. Voor hoger opgeleiden bieden die ontwikkelingen veelal meer perspectief dan voor lager opgeleiden. De Poolse loodgieter en zijn collega’s in andere bedrijfstakken zijn vaak aantrekkelijk voor de opdrachtgever. Maar wie ze als concurrenten op de arbeidsmarkt tegenkomt, denkt daar allicht anders over.