Commentaar: Wijding of mijding
Geloof en wetenschap. Het blijft een moeizame verhouding. Hoeveel boeken zijn er over dat thema al niet geschreven, hoeveel symposia zijn er al niet rond dat onderwerp georganiseerd? En niemand heeft tot nu toe het verlossende woord gesproken. Misschien kan dat ook niet, hoeft dat ook niet. Bezinning op dit onderwerp heeft altijd haar nut. Geen rechtgeaarde nazaat van de Reformatie zal terugverlangen naar de tijd voor de Kerkhervorming. We zijn blij van roomse smetten vrij te zijn. Maar in die vreugde dreigt men wel alleen het positieve te zien van veranderingen die zich rond 1500 voltrokken. Terwijl er ook schaduwzijden waren.
Door de opkomst van renaissance en humanisme werd een belangrijk wissel omgezet. Er kwam meer aandacht voor het individu. Dat ging zich ontworstelen aan het gezag van Bijbel en kerk. Daardoor werden ook steeds kritischer vragen gesteld bij de toen nog innige relatie tussen geloof en wetenschap. Daarbij kan niet worden gesteld dat alle vragen misplaatst waren, zeker niet. Maar de band werd losser en daarmee laaide het debat over de onderlinge verhouding op.
Gereformeerden hebben hier ook altijd mee geworsteld. Tot in onze tijd toe. Enerzijds was er een stroming die leefde en werkte vanuit de gedachte dat participatie op het gebied van kunst en wetenschap opdracht is. Abraham Kuyper was daar met zijn neocalvinisme een uitgesproken exponent van. Als reactie daarop ontstond de bijna doperse opvatting dat men zich verre van het ”gevaarlijke” terrein van de cultuur moest houden vanwege de vele verleidingen. Het ging om cultuurwijding of cultuurmijding.
Die tegenstelling valt ook vandaag de dag te constateren onder bevindelijk gereformeerden. Enerzijds is er een groep (jongere) intellectuelen die zo veel mogelijk wil deelnemen aan het wetenschappelijk debat en het culturele leven. Met niet altijd gegrond zelfvertrouwen en een optimisme de verleidingen wel te kunnen weerstaan, storten ze zich op het terrein van kunst en cultuur.
Anderzijds is er de groep die bijna krampachtig probeert zo ver mogelijk weg te blijven van het culturele leven. Moderne cultuuruitingen worden bij voorbaat zeer kritisch bekeken. Wat afwijkt van het traditionele wordt al snel veroordeeld.
Jammer is dat beide groepen elkaar met argusogen bekijken. De meer ontwikkelde groep kijkt vaak met een zeker dedain naar de traditioneel ingestelden; die hebben het licht nog niet gezien. Omgekeerd moet de groep die gereserveerder staat ten opzichte van de cultuur weinig hebben van ”die verlichte geesten”. Gevolg is dat men nauwelijks naar elkaar luistert, laat staan bereid is van elkaar te leren.
Deze week promeerde collega Enny de Bruijn op de dichter-theoloog-geleerde Jacobus Revius. Met haar onderzoek heeft zij aangetoond hoe een overtuigd gereformeerde de verbinding kan maken tussen geloof en wetenschap. Zoals ook zijn tijdgenoot Voetius in 1634 bepleitte in zijn oratie over de verbondenheid tussen vroomheid en wetenschap.
In het accepteren van de cultuur gingen zij beduidend verder dan dat de mensen doen die nu zeer gereserveerd staan ten opzichte van kunst en wetenschap. Maar de Bijbel en de ware leer gingen bij Revius en Voetius wel voorop. Die piketpalen zouden een belangrijk signaal moeten zijn voor hen die al te optimistisch zijn over cultuurparticipatie.
Bevindelijk gereformeerden van nu beroepen zich graag op theologen uit de 17e eeuw. En terecht. Ze hadden inderdaad iets te zeggen. Maar belangrijk is wel dat men dan luistert naar hun hele verhaal. Daarmee is dan het debat over geloof en wetenschap niet voorbij, maar wordt wel minder krampachtig. Cultuurparticipatie? Ja. Maar wel binnen grenzen.