Roger Scruton maakt burgers verantwoordelijk voor milieuprobleem
De Britse conservatieve filosoof Roger Scruton stelt een nieuwe aanpak van milieuproblemen voor. Maak burgers opnieuw verantwoordelijk voor hun woonomgeving en ze zullen die schoonhouden. Een interessant voorstel, maar niet afdoende.
Kenmerkend voor een conservatieve politieke opvatting is dat de taak van de overheid beperkt dient te zijn. Deze opvatting over de taak van de overheid gaat samen op met de erkenning van de eigen verantwoordelijkheid die burgers voor en in de samenleving dragen.
Scruton geeft in zijn nieuwste boek ”Groene filosofie” aan dat de wet- en regelgeving op milieugebied geen oplossing biedt voor milieuproblemen. Die oplossing kan alleen komen van burgers die vanuit de liefde tot hun eigen woonomgeving (”oikofilie”) verantwoordelijkheid voor die omgeving, en de erfgenamen ervan, willen dragen.
Rentmeesterschap
Scruton verdedigt die positie op een aansprekende manier. Zo kritiseert hij een levensinstelling die enkel op ondernemerschap en begeerte is gericht en die ten koste gaat van het milieu. Deze gerichtheid op individuele bevrediging berokkent de gemeenschap en de aarde schade. Daartegenover is een vorm van rentmeesterschap nodig waarbij gewone leden van de samenleving zich dienstbaar opstellen voor het langeretermijnbelang van onze aarde.
Wat in ieder geval niet bijdraagt aan een beter milieu is de overdracht van bevoegdheden aan internationale organisaties. Het vastleggen van afspraken in internationale verdragen ondermijnt de nationale soevereiniteit en de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Scruton hekelt vooral het mondiale klimaatbeleid, maar ook internationale handelsafspraken (in WTO-verband).
De Europese Unie brengt het er al niet beter af. Scruton kritiseert het Brusselse beleid op het gebied van voedselveiligheid. Dat leidt immers tot verpakkingsvoorschriften waaraan de kleine producent niet kan voldoen. Maar niet minder kritisch is hij over het Europese landbouw-, visserij- en milieubeleid. Het is in zijn ogen allemaal weinig effectief.
Scruton maakt veel rake opmerkingen. Hij heeft gelijk als hij de onmacht van internationale organisaties benoemt. Met recht geeft hij hoog op van de verantwoordelijkheid die burgers zouden willen dragen en gispt hij onterecht en disproportioneel alarmisme van milieuactivisten. Zeker heeft hij gelijk als hij stelt dat we er nog maar steeds onvoldoende in slagen om de milieuvervuiling in de prijzen door te berekenen. Inderdaad, het komt voor dat een regering –evenwel vaak in een reactie op overbezorgde burgers en bemiddeld door het parlement– tot een beleid komt dat elk risico uitsluit.
Echt meeslepend zijn de hoofdstukken over de verbinding van de ”oikofilie” met dat wat we als ”mooi” en ”heilig” beschouwen. Door meer te zien dan de instrumentele kant van dingen, leren we volgens Scruton „lief te hebben en niet te gebruiken; te respecteren en niet uit te buiten.”
Eerlijk speelveld
Maar daarmee is niet alles gezegd. Het bestek van deze recensie laat dat niet toe, maar met gemak zou een veel genuanceerder benadering van de betekenis van het Europees beleid op de terreinen milieu, landbouw en voedselveiligheid te schetsen zijn. Verder plaatst de Britse filosoof al te gemakkelijk Europese en internationale verdragen tegenover lokale of nationale inspanningen.
Het is immers heel wel denkbaar dat zonder enige vorm van internationale afspraak er op nationaal niveau ook helemaal niets tot stand komt. De reden daarvoor is eenvoudig. Weinig landen zetten stappen als dat niet in gezamenlijkheid gebeurt. Omwille van een eerlijk speelveld.
En dan het belangrijkste bezwaar tegen Scrutons benadering. Er zit een zekere tweeslachtigheid in het conservatieve mensbeeld. Enerzijds zeggen conservatieven zich er bewust van te zijn dat de mens tot het kwade geneigd is. J. L. Heldring, oud-columnist van NRC Handelsblad, is een voorbeeld van iemand die dat bij herhaling naar voren bracht. Dat pessimisme verbond hij dan met de christelijke traditie en een meer optimistisch perspectief met de traditie van de verlichting.
Een onverwacht optimistische trek schuilt ook in Scrutons visie op de mens. Hem zij toegegeven dat het van belang is de burger zo veel mogelijk eigen verantwoordelijkheid te geven. Maar –en dat ontbreekt in Scrutons benadering– die burger kan niet elke vrijheid aan en wil niet elke verantwoordelijkheid dragen. Het is niet zonder reden dat we een overheid hebben.
Prettig land
Waar is die oikofiele samenleving met respect voor de leefomgeving gerealiseerd? Scruton noemt voorbeelden. In landen als de Verenigde Staten, Zwitserland en Australië spannen mensen zich ervoor in om hun omgeving schoon en op orde te houden. En Engeland is ook oké; het is een prettig land gebleven om te wonen, ondanks de 80 miljoen inwoners die het telt. Als het om zijn geboorteland gaat, toont Scruton zich een ware oikofiel. Hij concludeert dat zijn vaderland beter presteert in de ruimtelijke ordening dan landen zoals Nederland en België. Ook wat de prestaties op milieugebied betreft, zou het Verenigd Koninkrijk beter scoren dan Nederland.
Echter, een vluchtige vergelijking van de prestaties van beide landen op dit gebied laat zien dat dit beeld zeker niet zo eenduidig is als hij beweert.
Kortom, er is veel te zeggen voor het accent dat Scruton legt op de menselijke zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid als het gaat om zijn directe sociale en fysieke woon- en leefomgeving. Toch is daarbij iets meer overheidsoptreden nodig, ook op Europese en mondiale schaal, dan Scruton wenselijk acht.
Boekgegevens
”Groene filosofie. Verstandig nadenken over onze planeet”, door Roger Scruton; uitg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 468 1123 8; 320 blz.; € 24,95.