Leraar: Stel vooroordelen bewust aan de orde
Zijn jongeren racistisch, intolerant ten opzichte van andersdenkenden? En wat doen scholen in het kader van de herdenking van 4 en 5 mei? Twee docenten maatschappijleer van een algemeen christelijke en een reformatorische school reageren.
In de gang komt hij leerlingen tegen. Ze sjouwen een bord mee: ”Kippen te koop”. „Meneer, u ook? Surinamers eten toch altijd kip?” Josha Sietsma lacht. „Ik ben Antilliaan. Die eten ook veel kip, maar ik koop niks.”
Hij is eraan gewend dat er grapjes worden gemaakt over zijn uiterlijk en afkomst. Sietsma, docent maatschappijleer op het algemeen christelijke Corderius College in Amersfoort: „Als ik uit een donker lokaal kom, vraagt een collega: Staat alles er nog? Of als ik te laat bij een vergadering ben, is de reactie: zo zijn Antillianen. Het is als grapje bedoeld. Ik lach het weg, maar het voelt niet goed.”
Sietsma heeft het in zijn lessen over respect, over tolerantie. Hij ervaart aan den lijve wat die begrippen inhouden, of juist niet. „Mijn vader is Fries, mijn moeder komt van de Antillen én er zit Joods bloed in mijn familie. Twee broers van mijn opa en een oom zijn in de oorlog omgekomen in concentratiekampen. Heel mijn afkomst heeft met minderheden te maken: Friezen, Antillianen, Joden. Met groepen die leven bij de gratie van anderen. Bij de gratie van God. Zo zeg ik het liever.”
Soms schrikt Sietsma van wat hij ziet en hoort op school. „Een leerling had aan de binnenkant van zijn tas een hakenkruis staan. Zo iemand spreek ik direct aan. En van dat hakenkruis heb ik een foto gemaakt, met mijn mobiel. Op mijn laptop staat een mapje met allemaal van dat soort foto’s. Die gebruik ik bij mijn lessen. Soms zeg ik tegen een leerling: Deze opmerking kwam ik van jou tegen op internet. Over tien jaar ga je solliciteren: vind je het fijn als ze dan dit over jou lezen?”
De aanleiding voor een gesprek over respect wordt Sietsma vaak in de schoot geworpen. „Ik denk aan het Polenmeldpunt van Wilders. Daar was direct discussie over in de klas. Een leerling zei: Mijn vader is werkloos omdat die Polen zijn baan hebben ingepikt. Ik vraag me dan af: Hoe wordt er bij zo’n leerling thuis aan tafel over anderen gepraat? Ik ben daar niet optimistisch over.”
Wie respect wil hebben voor een ander zal eerst kritisch moeten nadenken over zichzelf, stelt Sietsma. „Hoe ga ik met mezelf om? Rook ik, drink ik? Welke kleding draag ik? Waar kijk ik naar op tv, op internet? Vervolgens: Hoe ga ik met anderen om? En als christen voeg ik daaraan toe: Hoe ga ik met God om?”
Gebrek aan respect is gebrek aan cultureel besef, is Sietsma’s overtuiging. „Ik geef boeken weg aan mijn leerlingen, bijvoorbeeld van C. S. Lewis. Ik ga met hen naar musea. Ben vorig jaar met een groep naar Auschwitz geweest en organiseer dit jaar een excursie naar Molukkers in het veteranenhuis in Bronbeek. Jongeren moeten kennismaken met de cultuur waarin ze leven en moeten weten hoe die is ontstaan. Ik vertel hun over de wallen in Amsterdam. Meer dan de helft van de vrouwen zit daar onder dwang. En ik zeg tegen mijn leerlingen: Dit is jouw land. Doe er wat aan!”
Dat geschiedenis niet meer voor alle leerlingen verplicht is, maar een keuzevak is geworden, betreurt de Corderiusdocent. „Kwalijk, zoiets. Ik hoorde de grote verhalen over het verleden op school, maar wie vertelt ze nu aan jongeren?”
Na de zomer gaat Nederland weer naar de stembus. Het Corderius College zal tegen die tijd scholierenverkiezingen houden om de politieke voorkeur van jongeren te peilen. Sietsma: „De PVV is altijd erg populair. Zelf stem ik lokaal SGP, landelijk ChristenUnie. Als ik dat op school vertel, ben ik vrouwenhater, antihomo, tegen winkelen op zondag, tegen abortus, tegen euthanasie. Ben ik bekrompen? Nee, misschien wél een beetje ouderwets.”
Het Corderius College hanteert een zelfopgestelde code met zeven leefregels om respect voor anderen te bevorderen. Sietsma: „Heel mooi, zo’n code. De rector schrijft er geregeld iets over in het nieuwsbulletin. Verder zijn we op de mavo met een project over ethiek gestart. En in havo/vwo-klassen behandel ik de rechtsstaat en de pluriforme samenleving. Ik vraag dan: Is artikel 1 van de Grondwet echt zo belangrijk? Mag ik alles zeggen wat ik vind? En wat is vrijheid eigenlijk? Hoe ga ik om met nieuwkomers in ons land?”
Het zijn volgens Sietsma „lastige onderwerpen” op het Corderius met zijn vele allochtone leerlingen. „Je hebt al snel spanningen in de klas. Vooral met Marokkaanse leerlingen erbij, de goeden uitgezonderd. Sommigen schrikken er niet voor terug een leraar, zeker als het een vrouw is, te intimideren. De groepsdruk om negatief te doen over anderen, is groot.”
Johan Schouls, docent godsdienst en maatschappijleer op de scholengemeenschap Pieter Zandt in Kampen, kan niet zeggen dat refojongeren per definitie racistisch zijn. „Het beeld verschilt sterk. Ik kom jongeren tegen die geen buitenlander kunnen luchten of zien. Ze hebben een strakke, negatieve mening over allochtonen en zijn daar met geen mogelijkheid van af te brengen. Andere jongeren denken genuanceerder. Zij zeggen bijvoorbeeld: Je moet niet generaliseren.”
De groepsdruk speelt een grote rol, weet Schouls. „Als de meerderheid negatief oordeelt over buitenlanders is het niet stoer om daar in je eentje van af te wijken. Jongeren conformeren zich aan de mening van de groep en nemen het negatieve beeld van elkaar over.”
De Pieter Zandtdocent komt dit het sterkst tegen bij leerlingen die in plaatsen als Staphorst, Genemuiden en Urk opgroeien. „Deze jongeren komen nauwelijks een buitenlander tegen. Toch hebben ze vaak een uitgesproken mening over hen, alleen al vanwege het feit dat het om vreemden gaat. Ze vormen hun mening in eigen netwerken. Jongeren die bijvoorbeeld door evangelisatie of werk onder asielzoekers met allochtonen in aanraking komen, oordelen vaak positiever.”
Grove woorden over buitenlanders hoort Schouls zelden op school. „Misschien dat jongeren dat meer onder elkaar doen. Ik hoor wel vooroordelen. Bijvoorbeeld: Alle allochtonen zijn crimineel. En dat wordt dan met grote stelligheid beweerd.” Hoe hij daarmee omgaat? „Ik laat het liefst de feiten spreken. Het domste wat je kunt doen, is de werkelijkheid ontkennen. Als uit cijfers blijkt dat 6 procent van de allochtonen het criminele pad opgaat, tegen 2 procent van de autochtonen, dan moet je dat gewoon zeggen. Tegelijk geldt dat het overgrote deel van de allochtonen dus uit nette burgers bestaat.”
Bij maatschappijleer behandelt Schouls de pluriforme samenleving. „Ik geef vooral veel informatie. Waarom zijn allochtone mensen hier gekomen? Waarom levert dat soms spanningen op? En welke culturele waarden delen we met elkaar? Op die manier hoop ik dat jongeren genuanceerd leren oordelen.”
Vooroordelen gaat Schouls niet uit de weg. „Ik stel ze bewust aan de orde. Ik vraag leerlingen hoe ze aan hun mening komen. Welke argumenten ze hebben. En ik houd hun een spiegel voor. Jongeren uit Staphorst, Genemuiden en Urk weten zelf hoe het voelt als er in de media een negatief beeld van hun gemeenschap wordt neergezet. Een beeld dat is gebaseerd op vooroordelen. Dat herkennen ze.”
Omdat het gaat om reformatorische leerlingen, pakt Schouls „op enig moment bewust” de Bijbel erbij. „Ik vraag dan aan de leerlingen: Hoe zou iemand die vanuit de Bijbel wil leven tegen de vreemdeling aankijken? Je neemt even afstand van de eigen opvattingen en emoties. Opvallend genoeg komen de leerlingen dan vaak zelf met opmerkingen als: Het zijn allemaal mensen, allemaal schepselen van God en ze moeten allemaal het Evangelie horen. Dan ontstaat er een soort ruimte om te nuanceren. Het is haast psychologisch, maar het werkt wel.”