Decorandi 2011: Lintje draag ik zelden
Honderden Nederlanders krijgen vrijdag een lintje opgespeld. Welke emoties maakt zo’n waarderingsteken bij de decorandi los? Drie portretten van burgers die vorig jaar een onderscheiding ten deel viel.
Naam: C. Cromwijk (65)
Woonplaats: Kamerik
Onderscheiding: Lid in de Orde van Oranje-Nassau vanwege onder meer ruim dertig jaar voorzitterschap van zondagschool Het Mosterdzaadje van de gereformeerde gemeente in Woerden. Bovendien jarenlang kerkenraadslid, momenteel ouderling. Volgens de burgemeester „iemand die zich geruime tijd ten bate van de samenleving heeft ingespannen of anderen heeft gestimuleerd.”
Wat betekent het lintje voor u?
„Ik was compleet verrast. We zouden een dagje met mijn schoonzoon naar de Keukenhof gaan. Hij had het lintje aangevraagd en leverde me af op stadhuis. Ik vind het bijzonder mooi en fijn dat het koningshuis vrijwilligerswerk op deze wijze waardeert, ook het vrijwilligerswerk in de kerken. Het maakt daarom ook niet uit dat misschien steeds meer mensen een onderscheiding krijgen. Er zijn in kerk en maatschappij nu eenmaal ontzettend veel vrijwilligers actief. Daarom vraag ik me vaak af waarom ik er een kreeg en niet andere mensen die soms nog veel meer werk hebben verzet dan ik. Bovendien is het lintje betrekkelijk, want het moet na het overlijden worden ingeleverd. Veel groter is als we de onderscheiding van de genade mogen ontvangen.”
Wanneer draagt u de onderscheiding?
„Ik draag haar alleen bij speciale gelegenheden, zoals recepties of recent nog toen mijn zwager werd gedecoreerd. Het is misschien puur gevoelsmatig, maar in de kerk draag ik haar nooit. We zijn allen van dezelfde lap gescheurd en voor de Heere God zijn we allemaal zondaars.”
Kunt u zich voorstellen dat andere mensen een lintje weigeren?
„Weigeren is niet in me opgekomen. Ik vind het erg fijn dat de vorstin haar waardering laat blijken. Ik denk ook niet dat het eerlijk is tegenover haar om nee te zeggen.”
Spreken anderen u nog wel eens aan als ze uw speldje zien?
„De eerste drie maanden na de plechtigheid stroomden kaartjes, bloemen en felicitaties binnen. Heel veel daarvan uit de kerkelijke gemeente. Daarna zwakte het af. Recent had ik een familiebijeenkomst toen mijn zus en haar man veertig jaar waren getrouwd. Er waren mensen op het feest die het lintje zagen en me feliciteerden. Dat gebeurt zelden. Gelukkig maar, want ik voel me daar altijd wat ongemakkelijk bij.”
Naam: W. van de Waal (59)
Woonplaats: Rhenen
Onderscheiding: Lid in de Orde van Oranje-Nassau vanwege allerlei vrijwilligerswerk in de hervormde gemeente van Rhenen en in de maatschappij. Sinds 1986 koster van de Cunerakerk.
Wat betekent het lintje voor u?
„Ik heb vooral enorme waardering voor mijn kinderen die er zo ontzettend veel werk van hebben gemaakt om mij te laten onderscheiden. Ze hebben allerlei gegevens bijgehouden en verzameld en me ook een boekwerkje van herinneringen overhandigd. Dat heb ik zeer gewaardeerd. Dat uiteindelijk de vorstin mij onderscheidt, doet me eerlijk gezegd minder. Een lintje heeft voor mij persoonlijk minder waarde gekregen, omdat ik meen dat het met een zekere willekeur wordt uitgereikt. Burgers die veel hebben betekend voor de maatschappij verdienen het zonder meer. Ik vind echter het behalen van een sportprestatie, hoe knap ook, geen reden om iemand te onderscheiden.”
Wanneer draagt u de onderscheiding?
„Alleen als ik mijn kosterspak draag en in functie ben.”
Kunt u zich voorstellen dat andere mensen een lintje weigeren?
„Ik heb dat nooit overwogen. Vooral ten opzichte van mijn kinderen, die zoveel moeite in de aanvraag hebben gestoken, zou ik het misplaatst vinden om het waarderingsteken te weigeren.”
Spreken anderen u nog wel eens aan als ze uw speldje zien?
„Vooral in de weken vlak na de happening kreeg ik veel reacties. Nu niet meer. Nu ik zelf een lintje heb, vind ik het ook minder bijzonder om een ander te zien met een soortgelijke onderscheiding.”
Naam: G. Waaijenberg-van de Braak (63)
Woonplaats: Veen
Onderscheiding: Lid in de Orde van Oranje-Nassau vanwege meer dan twintig jaar zorg voor de medemens, onder meer het vervoer van gehandicapten naar het woon- en dagactiviteitencentrum voor gehandicapten De Schutse in Kesteren en het werk voor het project Tafeltje-Dek-Je. Volgens de burgemeester is Waaijenberg een „vrouw die op de achtergrond zorgzaamheid uitstraalt.”
Wat betekent het lintje voor u?
„Verwonderd en dankbaar ben ik dat ik van de Heere de gelegenheid en de kracht heb gekregen voor het vrijwilligerswerk. Zo’n onderscheiding is een stukje waardering, dat heel belangrijk is. Steeds meer taken en verantwoordelijkheden in vooral de zorg komen op de vrijwilligers terecht, die zich koste wat kost inzetten voor hun naaste. Als er geen vrijwilligers waren, wat moesten we dan toch beginnen?”
Wanneer draagt u de onderscheiding?
„Heel weinig, afgezien van bijzondere gelegenheden. Ik doe het liever niet, omdat ik altijd een zekere schroom ervaar tegenover anderen. Vooral als ik mensen zie die veel eerder dan ik een lintje verdienen.”
Kunt u zich voorstellen dat andere mensen een lintje weigeren?
„Dat kan ik me niet voorstellen. Alleen al vanwege alle mensen die er de nodige energie in hebben gestoken om de onderscheiding voor je aan te vragen. Voor hen is het een teleurstelling als je weigert. Ik vind het ondankbaar, ook jegens de vorstin, al zal zij er persoonlijk niets van merken.”
Spreken anderen u nog wel eens aan als ze uw speldje zien?
„In het begin wel. De foto in het Reformatorisch Dagblad heeft daaraan bijgedragen. Het was bijzonder dat we reacties kregen uit hele land. Zo fietsten we in Giethoorn en mensen herkenden ons. Eerst dacht ik: Ook dat nog, maar het is toch wel leuk.”
„Publieke weigering lintje komt zelden voor”
Elk jaar zijn er mensen die een lintje weigeren, maar tot een publieke weigering –met bijbehorende pijnlijke taferelen, zoals voor de burgemeester die de orde moet opspelden– komt het niet vaak.
Dat zegt Menno de Bruyne, kenner van de monarchie(geschiedenis) en voorlichter van de SGP-fractie in de Tweede Kamer. „De oorzaak daarvan is dat, voordat iemand in het zonnetje wordt gezet, eerst in zijn of haar nabije omgeving wordt afgetast of betrokkene wel prijs stelt op zijn of haar verheffing in de ridder- of officiersorde. Als dat niet zo is, wordt de procedure niet eens gestart.”
Veel lintjesweigeraars vallen dus al in de voorfase af. Het aantal mensen dat daadwerkelijk in het gemeentehuis –als het moment daar is– voor de eer bedankt, schat de Kanselarij der Nederlandse Orden op hooguit 25 per jaar.
„Mensen hebben diverse redenen om een ordeteken te weigeren”, zegt De Bruyne. „Het meest voor de hand liggend zijn de weigeringen door republikeinen. Bescheidenheid is een ander en veel gebruikt motief. Mensen vragen zich dan af waarom uitgerekend zíj een lintje moeten krijgen, terwijl ze, net als vele anderen, gewoon hun plicht hebben gedaan.”
Het tegenovergestelde komt echter ook voor. Zoals bij oud-SGP-raadslid R. van Pelt uit Ridderkerk, die in 2010 zijn onderscheiding in de Orde van Oranje-Nassau met tegenzin aanvaardde. Hij vond het gewone lidmaatschap van de orde te gering voor twaalf jaar in de gemeenteraad en acht jaar in de schaduwfractie. Raadsleden die twaalf jaar zitten, verdienen een ridderorde, meende het oud-raadslid.
„De keerzijde van het aanvaarden van een medaille of ander onderscheidingsteken is dat adeldom verplicht”, zegt De Bruyne. „Een gedecoreerde mag zich niet misdragen. In de wetten die gaan over de ordes van de Nederlandse Leeuw en van Oranje-Nassau staat dat iemand die „onherroepelijk veroordeeld is tot een gevangenisstraf van ten minste één jaar” zijn lintje zelfs moet inleveren.”
In het verleden is dat voorgekomen. Vooral vlak na 1945. „Nederlanders werden toen al vrij snel ingedeeld in goed en fout. Twee bijzondere commissies kregen de opdracht te screenen wie er tijdens de oorlogsjaren een scheve schaats hadden gereden. Uiteindelijk moesten 98 personen hun ridderkruis of medaille inleveren.”
Afgezien van deze bijzondere omstandigheden, komt ontriddering verder weinig voor, meent de monarchiekenner. „Het gaat in totaal om slechts een handjevol gedecoreerden. Opmerkelijk was eind 1989 de poging van twee Kamerleden om het ten val gekomen Roemeense dictatorechtpaar Ceaucescu postuum zijn Nederlandse onderscheidingen te laten ontnemen. De Britse vorstin had dat ook gedaan. Toenmalig premier Lubbers antwoordde dat dit een „loos gebaar” zou zijn. Hij voegde daaraan toe dat de ooit tijdens een staatsbezoek gegeven onderscheidingen niet voor de Ceaucescu’s persoonlijk waren, maar moesten worden beschouwd als een eerbetoon aan land en volk van Roemenië.”