Cultuur & boeken

Ouweneel over verbond en toekomst

Van prof. dr. Willem Ouweneel wordt nogal eens gezegd dat hij in zijn theologische ontwikkeling regelmatig bochten omslaat en daarbij eerder ingenomen standpunten verwisselt voor nieuwe visies. Dat is zeker niet uit de lucht gegrepen.

dr. J. Hoek

25 April 2012 16:15Gewijzigd op 14 November 2020 20:44

In de delen 9 en 10 van zijn evangelisch-dogmatische reeks toont hij zich echter trouw aan zijn dispensationalistisch paradigma. Of anders gezegd: hij houdt strikt vast aan de geijkte standpunten uit de kring van de Vergadering van Gelovigen (het darbisme).

Aan deel 9 geeft hij het volgende citaat van de Amerikaanse theoloog J. Dwight Pentecost als motto mee: „De Bijbelse verbonden zijn heel anders dan de theologische verbonden die geponeerd worden door de verbondstheoloog… De tegenwoordige eeuw zal de volledige vervulling meemaken van alle verbonden die God met Israël gesloten heeft. In de Schriften wordt het koninkrijk op aarde gezien als de volledige vervulling van die verbonden, en wordt de millenniale eeuw (het duizendjarig rijk, JH) noodzakelijk ingevoerd teneinde de verbonden te vervullen.”

Hiermee zijn de fundamentele beslissingen in de verbondsleer alsook de toekomstleer genomen; de overige 1250 bladzijden van deze delen zijn te beschouwen als breedvoerige fundering en uitwerking van deze keuzes.

Kinderdoop

Deel 9 zet in met een Bijbels-theologische verhandeling over het verbond in het algemeen en over de verhouding tussen het oude en het nieuwe verbond in het bijzonder. Daarna volgt een historisch-theologisch overzicht, met aandacht voor onder anderen Calvijn en Bavinck, Coccejus en Comrie.

Ouweneel baseert zich hierbij op secundaire literatuur en beperkt zich tot korte aanduidingen, waaraan hij niettemin verstrekkende conclusies verbindt. Het komt erop neer dat volgens hem de verbondstheologen dogmatische vooringenomenheden laten heersen over de exegese van de Schrift. Het schema van de verbondsleer zou door Zwingli en de andere reformatoren aan de Schrift zijn opgelegd om koste wat het kost de kinderdoop te kunnen verdedigen.

Met deze beoordeling sluit Ouweneel bij voorbaat uit dat de reformatorische visie op Gods verbondsmatige omgang met de mensen vrucht zou kunnen zijn van zorgvuldig luisteren naar het getuigenis van het Woord. Het verbond is het wonder dat de eeuwige God ons, kleine en zondige mensjes, genadig Zijn vriendschap biedt en dat deze verbondenheid ons hele hebben en houden geldt, met ons nageslacht incluis. Hiermee hebben we een goudader in de Schrift te pakken.

Veelvuldig plakt Ouweneel etiketten zoals substitutionalisme (vervangingsleer) en spiritualisme op elke theologische benadering die uitgaat van de eenheid van Gods Kerk uit Israël en de volkeren, van de schepping tot de voleinding. Deze polemische benadering is te betreuren en nodigt niet uit tot een vruchtbare dialoog. Overigens staan daar tal van passages tegenover waarin Ouweneel juist met waardering spreekt over puriteinen en mannen van de Nadere Reformatie die –in een tijd dat dit uiterst onwaarschijnlijk leek– zicht hadden op de terugkeer van het etnische Israël naar het land der vaderen en op geestelijk herstel van Gods oude verbondsvolk in het laatste der dagen. Ik ervaar een spanning tussen enerzijds deze waardering voor gereformeerden die oprecht zoeken naar de blijvende bijzondere positie van het Joodse volk in Gods heilsweg, en anderzijds de bovengenoemde negatieve kwalificaties.

Doop en geloof

Er valt veel te leren van Ouweneels exegetische beschouwingen over nieuwtestamentische teksten die de betekenis van de doop in het licht stellen. Niet minder dan vier hoofdstukken zijn er aan de doop gewijd en dat is geen overbodige luxe. Terecht merkt de auteur op dat het hem weinig doordacht lijkt dat velen zich vandaag willen laten overdopen en tegelijk voluit gereformeerd willen blijven.

De aanvaarding van de kinderdoop hangt nauw samen met een fundamentele visie op Gods heilswerk van schepping tot voleinding. Gaat het in Gods weg met Israël en de volkeren om de ene Kerk die in Christus zalig is, of heeft God eigenlijk twee volken, het Joodse dat vooral op aards heil (het duizendjarige rijk) is gericht en de gemeente met haar hemelse zegeningen?

Wie met Ouweneel voor het laatste kiest, moet de ”babydoop” hartgrondig verwerpen als een heilloze vermenging van zaken. Besnijdenis en doop hebben dan werkelijk helemaal niets met elkaar te maken. Wie aan de kinderdoop met overtuiging vasthoudt, dient echter goed te beseffen dat er maar één doop is en dat heel de rijkdom aan betekenis die het Nieuwe Testament aan de doop verbindt dus ook voluit voor de kinderdoop geldt. Ik denk dat we dit als gereformeerde christenen over het algemeen veel te weinig beseffen.

Het is onmiskenbaar zo dat in het Nieuwe Testament dopen en geloven onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dat betekent dan ook dat de als kind gedoopte pas wanneer hij of zij tot oprecht geloof komt de betekende zaak van het sacrament deelachtig wordt. Dan moet echter duidelijk zijn wat dit allemaal inhoudt. De gemeente moet er veel meer bij bepaald worden wat de rijkdom van de doop is en hoe gelovige beaming van de als kind ontvangen doop alle vrijblijvendheid uitsluit en de keus voor radicale navolging van Christus impliceert. Wie zijn doop verstaat, weet zich overgezet in het Koninkrijk van Christus en is een hemelburger op aarde geworden.

Huiswerk

Indrukwekkend is het materiaal dat de auteur op tafel legt inzake het verstaan van het Koninkrijk Gods (met uitvoerige behandeling van de gelijkenissen) en de uitleg van de profeten. Hij legt terecht de vinger bij de praktijk van willekeurige vergeestelijking en van schromelijke verwaarlozing van details, waaraan gereformeerde exegeten en dogmatici zich meer dan eens schuldig maakten en maken. Wie zijn breedvoerige behandeling van het chiliasme bestudeert, zal karikaturen voortaan eerder weten te vermijden. Overigens ontkomt ook Ouweneel niet aan inconsequenties, bijvoorbeeld wanneer hij het mooie beeld van het harmonisch samenleven van koe en berin, leeuw en lam ineens toch niet letterlijk wil opvatten, omdat leeuwen en beren nu eenmaal als carnivoren zijn geschapen.

De gereformeerde theologie op haar beurt heeft heel wat achterstallig huiswerk te maken als het gaat om zorgvuldige uitleg van profetieën over de toekomst. Het komt mij voor dat predikanten die over profetieën willen preken er goed aan doen kennis te nemen van de door Ouweneel gegeven uitleg. Zeker niet om die maar klakkeloos te volgen, maar wel om daar de eigen interpretatie in openheid mee te confronteren. Daarbij zal niet de traditie, maar de Schrift zelf doorslaggevend dienen te zijn.

Dat vraagt om een nieuwe doordenking van de problematiek (en de rijkdom!) van de meervoudige vervulling van profetische woorden. Dat zal naar mijn overtuiging de prediking over de profeten minder voorspelbaar maken en zo de gemeente helpen om in elk geval open te zijn voor het verrassende handelen van God in de geschiedenis, met name in Zijn trouw aan het volk der Joden en aan heel Zijn schepping.


Boekgegevens

Het verbond en het koninkrijk van God. Ontwerp van een verbonds-, doop- en koninkrijksleer, dr. Willem J. Ouweneel;
uitg. Medema, Heerenveen, 2011; ISBN 978 90 6353 618 3; 583 blz.; € 49,95.

De toekomst van God. Ontwerp van een eschatologie, dr. Willem J. Ouweneel;

uitg. Medema, Heerenveen, 2012; ISBN 978 90 6353 647 3; 671 blz.; € 49,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer