Consument

Zaaien, schoffelen, poten, laten waaien soms

Het kriebelt. Bij de eerste zonnestralen duiken tuinliefhebbers massaal hun tuin in. Werk aan de winkel. Met twee pas verschenen tuinboeken kriebelt het ook zónder zonnestralen.

Clasina van den Heuvel

24 April 2012 11:27Gewijzigd op 14 November 2020 20:41

Er zijn mensen met tuintjes, tuinen, balkons en stukken land. Bezitters van al deze soorten tuinen kunnen blij worden van ”Met mest en vork” (van Alma Huisken en Doortje Stellwagen) en ”Verwilderen” (Romke van de Kaa). Die tekst. De foto’s. Ze sprankelen.

Al heb je alleen kiertjes tussen terrastegels over – daar kan prima iets groeien, betoogt Romke van de Kaa in zijn boek. Sterker, planten strijken graag neer waar nog niets staat. Tip van de auteur: maak het terras twee keer zo groot, bestem de helft voor zaken zoals tuintafel en terraskachel, en de andere helft voor planten in de voegen. Vlinders, loopkevers en vogels zullen er gelukkig mee zijn als aanwaaiers en zelfzaaiers de kans krijgen. Intussen –en dat geldt voor zijn hele verwilderingsidee–: „Het onderhouden van een verwilderingstuin is evenwichtskunst; laat te veel toe en het terras verdwijnt onder woekerende vegetatie; laat te weinig toe en het resultaat is saai. Maar, om er nog maar eens een tegeltjeswijsheid tegenaan te gooien: het hele leven is evenwichtskunst.”

Van de Kaa is een rot in het vak, zowel wat schrijven als wat tuinieren betreft. Van hem verschenen eerder ”Buiten de perken” (1994), ”Tuinieren gaat niet over rozen” (1996), ”De getemde wildernis” (2000), ”Geluk is een grasveld” (2004) en ”Alles kan wachten” (2008). Verder stelt hij met Paul Geerts jaarlijks ”De tuinscheurkalender” samen. Hij schrijft met kennis van zaken én met humor. En hij gaat met de tijd mee. In de inleiding stelt hij voor dat mensen „wat minder hysterisch reageren op insecten die een hapje nemen uit het blad van onze tuinplanten.” Hij vraagt zich af wat een mier voor kwaad doet: „Plast hij in uw brievenbus? Houdt hij u uit uw slaap met luide housemuziek?”

Het is tijd voor een mentaliteitsverandering, meent Van de Kaa. „We zijn nog even dol op de tuin als in de vorige eeuw, maar we hebben veel minder tijd. Of veel meer alternatieven.” Tuinders zouden vereerd moeten zijn met dieren die hun tuin bezoeken, flexibeler moeten omgaan met onkruid en verder de tuin gecontroleerd kunnen laten verwilderen. Laten verwilderen is iets anders dan verwaarlozen, laat de auteur zien in ”Verwilderen”. Zelfs de bloemenweide –een grasveld vol wilde bloemen, Van de Kaa’s „favoriete vorm van namaaknatuur”– moet eens per jaar worden gemaaid, anders wordt de wei een bos.

Behalve de humor en de vakkennis scoort het praktisch gehalte hoog in dit boek. In het gedeelte over de geveltuin –waarbij trottoirtegels worden opgelicht en bruidssluiers tegen de muur worden gezet– bespreekt de auteur bijvoorbeeld het probleem van honden „die de pasgeplante klimroos ”Golden showers” als pispaal gebruiken”, en stadskatten die er een kattenbak van maken. Wat kun je doen? Een eucalyptusboom planten bijvoorbeeld; honden houden niet van de geur. „Hoewel… eucalyptusbomen groeien erg hard. Ze zijn al snel hoger dan het huis.” Een mimosa is dan wellicht toch slimmer.

Ganzen

De tuin van journalist Alma Huisken en fotograaf Doortje Stell­wagen is heel wat groter dan een trottoirtegel. ”Met mest en vork” gaat over De Groene Luwte, een biologische landschapstuin van bijna 1 hectare in Molenrij, Noord-Groningen. Er groeien groenten, aardappels en fruit; kippen leveren eieren, bijen honing en de ganzen op z’n tijd een stukje vlees.

Maar ook in dit indrukwekkende geheel raken details –en tuintjés– niet uit beeld. Juist niet. Zo is in De Groene Luwte een confectietuin ingericht, een moestuin van 3 bij 4 meter, wat aantoont dat er op een klein stuk grond veel te kweken is. Huisken weet best dat velen het met een minituin moeten doen. „Eens leefde ik mijn moestuindrift uit in slechts vier emmers. Want meer plek was er niet in de ‘tuin’ die rondom mijn eenkamerwoning lag: een hooggelegen binnenstadsplat-boven-een-snackbar dat ik bereikte door er vanuit de popperige kleine kamer over de vensterbank naar toe te klauteren.” Later kreeg ze een volkstuin, waar ze uit kleine bedden allerlei eetbaars oogstte. „Wat ik vooral leerde, was hoe gelukkig je wordt door lekker te knoeien met aarde, water en planten.”

”Met mest en vork” is een bijzonder boekwerk. (Het is beslist een boekwerk: 631 pagina’s, harde kaft, en knalroze lintjes: heel handig in zo’n pil.) Het heeft in zich dat je ermee op de bank gaat zitten en voorlopig niet meer stopt met lezen. Ook Huisken is een schrijver –ze is journalist en auteur van boeken als ”De aardappel” (1998), ”Groentje in de moestuin” (2003) en ”Van het land” (2008)– en dat zorgt ervoor dat dit boek allereerst een leesboek is. Hoewel, nee, het is net zo goed een kijkboek; de foto’s van Doortje Stellwagen zijn prachtig en sluiten helemaal aan bij de tekst. Het is in elk geval geen saaie vakliteratuur vol jargon.

De hoofdstukken bestaan uit vaste onderdelen: verslagen van het leven in de tuin in mei, juni, juli enzovoorts, een tuindagboek van de maand, gevolgd door recepten met seizoensingrediënten, en ten slotte ”Aan de slag”, met praktische tips. Schrijver en fotograaf nemen de lezer mee, door de seizoenen heen, de tuin in. „En nee, het is hier niet altijd feest. Zwoegen, sjouwen, beulen en zeulen doen we hier net zo goed, in stortregens en stormen of onder polaire omstandigheden.”

Eerst: januari. „Winter. Het sneeuwt, dus met Klein Duimpje-thermolaarzen door de tuin. En het vriest ook, zelfs zo hard dat de wintergroenten stijf op het veld staan. Onwrikbaar. Dus: tere erwtjes ontdooien uit de vriezer.” Gelukkig staan er ook nog piepers in de kelder, en zuurkool. In deze koude maand wordt een nieuw kippenhok gebouwd, Villa Kip. „Tijdens de werkzaamheden trippelden de kippen elegant over hamers en hout en onderzochten onmiddellijk hun nieuwe onderkomen waarin ook een Vinexwijkje verrees bestaande uit zes lollige broedhokjes.”

Bij stil, zonnig vriesweer worden verder twee ganzen geslacht. Heikel onderwerp, dat vindt Huisken de slacht en de jacht wel. Maar bij het boerenbestaan hoort ook de dood, weet zij, realistisch. Door de slachtprocedure en de tijd die de verwerking tot ganzenlevermousse, braadstuk en stooflapjes in beslag neemt, haalt ze nooit zomaar een pakje vlees uit de vriezer, „alsof het de gewoonste zaak van de wereld zou zijn.”

Het grootste deel van het boek is praktisch en concreet, zoals over Annejet, „een eigenwijze gans met geestige appelwangen”, die weigert om een nest te maken in de stal. Achter het geheel zit wel een uitgangspunt waarbij christenen kunnen haperen. Huisken maakt bij het tuinieren gebruik van de biologisch-dynamische methode. (Voor een achtergrondartikel hierover: zie ”Kosmische mest in een koehoorn”.) Duurzaamheid en zorg voor de aarde staan centraal in ”Met mest en vork”; de „groene kringloop” is belangrijk, wat inhoudt dat in maart bijvoorbeeld niet alle bedden keurig zijn omgespit. Een stap verder gaat het feit dat Huisken een zaaikalender gebruikt die rekening houdt met zon, maan en sterren en hun invloed op de aarde, en speciale preparaten gebruikt (fijngemalen eikenschors, paardenbloemdelen, koemest en kiezel).

De standpunten op dit punt verschillen: onder alle Nederlanders, ook onder christenen. Mede hiervan zal het afhangen of lezers dit boek waarderen of liever laten liggen. Eén punt zal, hoe dan ook, herkenning oproepen – de liefde voor de natuur en de aarde met alles wat daar groeit en bloeit.

”Met mest en vork”, Alma Huisken en Doortje Stellwagen; uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2012; ISBN 978 90 477 0447 8; 632 blz.; € 39,50;

”Verwilderen”, Romke van de Kaa; uitg. Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2012; ISBN 978 90 254 3686 5; 296 blz.; € 24,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer