Column: open brief aan predikanten over onbekende psalmen
Geachte predikant,
Mag ik uw aandacht nog één keer vragen voor het ‘probleem’ van de onbekende psalmen? De meesten van u waren dacht ik niet aanwezig tijdens het RD-symposium, 14 april in Amersfoort. Begrijpelijk, op zaterdagmiddag werkt u in de tuin of fietst u met uw vrouw. Of u legt de laatste hand aan uw preek. Misschien maakt u dan wel de psalmbriefjes voor zondag.
Dat laatste brengt me er juist toe om u te schrijven. Want we kunnen met elkaar symposium na symposium beleggen, maar wie maakt nu uiteindelijk het verschil? Precies: u. Wat ú op zaterdag op dat bewuste briefje schrijft, dát staat de volgende dag op het psalmbord. Kortom, de sleutel voor de oplossing van het probleem ligt in úw handen.
Daarom is het toch wel jammer dat u die middag niet vrij kon maken om in de Joriskerk te zijn en mee te doen. Mee te ervaren hoe het is om onbekende psalmen te zingen. We hebben een mooie middag gehad, u hebt daar iets van kunnen lezen in uw krant. Vooral ook een verrijkende en stimulerende middag. Velen wilden na afloop direct de vertaalslag naar de eredienst maken. „Ik ga morgen een paar van deze onbekende psalmen voor de dienst spelen”, zei een organist enthousiast. Dat is mooi, een organist heeft die mogelijkheid. Misschien dat de gemeente daardoor iets vertrouwder raakt met de moeilijke melodieën. Maar daarmee liggen die psalmen natuurlijk nog niet op de lippen van de gemeenteleden. Daar kunt alleen u voor zorgen.
Ik weet natuurlijk niet hoe u te werk gaat bij het uitzoeken van de psalmen. Misschien is die klus de sluitpost van de rekening. U bladert nog eens door de preek –die gelukkig net op tijd af is– en u bedenkt uit uw hoofd een paar psalmen die er wel bij passen. Misschien gaat u grondiger te werk en pakt u een concordantie op de berijmde psalmen om te zoeken naar psalmen waarin woorden terugkomen die u veelvuldig in de preek gebruikt. Misschien bladert u zelfs iedere week uw hele psalmboek door op zoek naar bijpassende verzen.
Hoe u ook te werk gaat, onderzoek toont aan dat een aantal psalmen nimmer op uw briefje terechtkomt. Misschien komt Psalm 12 nooit in uw gedachten op, omdat u niet weet waar die over gaat. Misschien komt u nooit bij Psalm 120 uit, omdat u nooit in uw concordantie zocht naar ”lasteraren” of ”jeneverkolengloed”. Misschien blijft u bij het bladeren nooit bij Psalm 129 steken, omdat u zelf bij het voor u uitzingen al struikelde over de hypodorische melodie.
Ik hoor u in gedachten verzuchten: „Ik zou die onbekende psalmen wel wíllen opgeven, maar de organisten in mijn gemeente heten geen Donkersloot, Sanderman of Den Toom. Ik mag al blij zijn als de begeleiding van Psalm 84 redelijk gaat, Psalm 83 wordt echt een vertoning.” Ik begrijp u. Maar dat mag toch geen reden zijn dat uw gemeente een aantal psalmen nooit zingt? U preekt toch ook niet alleen over bekende Bijbelgedeelten omdat anders misschien de voorlezende ouderling z’n tong breekt over het te lezen Schriftgedeelte? Misschien kan uw kerkenraad geld vrijmaken om uw organisten op les te sturen?
Misschien zegt u: „Ik vind een aantal psalmen inhoudelijk niet geschikt om te laten zingen. In welk verband zou ik Psalm 114, Psalm 88 of Psalm 55 dan op moeten geven?” Twee dingen. Misschien moet u uzelf nog eens afvragen of de te zingen psalmen wel per se bij de preek moeten passen. Je kunt de samenzang ook beschouwen als een zelfstandig onderdeel van de eredienst. Calvijn zocht ook geen versjes bij zijn preek. Twee: Misschien kunt u de gemeente uw keus uitleggen. Bijvoorbeeld dat de ”droeve klachten” van Heman in Psalm 88 nog steeds in het hart kunnen leven.
Tot slot. Ik neem aan dat u thuis aan tafel de héle Bijbel leest. Tota Scriptura, toch? Het zou kunnen zijn dat u wel eerst wat uitleg geeft voordat u bijvoorbeeld Spreuken 7 of Ezechiël 23 gaat lezen, maar u slaat die hoofdstukken niet over. Misschien dat u zo nog eens naar uw psalmboek wilt kijken. Totum Psalterium, toch?
Reageren? beeldenstorm@refdag.nl