Kerkgeschiedenis maakt het verleden bruikbaar
Kerkgeschiedenis is iets waarvoor nog maar weinig mensen belangstelling hebben. En dat is een ernstige zaak. Want waar Gods daden wordt vergeten, wordt God Zelf vergeten. En omgekeerd: waar de liefde tot God leeft, krijgen we ook belangstelling voor Zijn grote werken in het verleden.
In het inleidend hoofdstuk van ”The Reformers and Puritans as Spiritual Mentors” haalt de Amerikaanse kerkhistoricus Michael Haykin Hebreeën 13:7 aan: „Gedenkt uw voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst van hun wandel.” Gedenken is dus een Bijbelse opdracht. Het woord aanschouwen betekent zo veel als: aandachtig, nauwkeurig onderzoeken. Wat moet onderzocht worden? Het leven van Gods dienaren. Met als doel dat wij hen zouden volgen in hun toegewijd leven.
Haykin beschouwt de figuren uit de kerkgeschiedenis als geestelijke mentoren, mensen die ons inspireren en ons geestelijke leidinggeven. Kerkgeschiedenis is voor hem ”a usable past”, een term die door Engelstalige kerkhistorici wordt gebruikt. Daarmee wordt bedoeld dat het verleden voor ons nog steeds bruikbaar is.
Dat komt doordat Jezus Christus gisteren en heden dezelfde is en in der eeuwigheid (Hebr. 13:8). Omdat Christus het centrum was van het leven en de prediking van ons voorgeslacht, kan dit nagevolgd worden, want Christus is niet veranderd.
Duisternis
Haykin, hoogleraar bij de zuidelijke baptisten (het grootste protestantse kerkverband in de Verenigde Staten), tekent eerst portretten van de Engelse theoloog William Tyndale (1494-1536), van de aartsbisschop van Canterbury Thomas Cranmer (1489-1556) en van de reformator Johannes Calvijn (1509-1564). Omdat zij, evenals wij, leefden in een tijd van diepe geestelijke duisternis, kunnen wij van hen leren hoe zij Gods licht hebben laten schijnen. Tyndale is een voorbeeld van onvoorwaardelijke trouw en toewijding aan Gods Woord. Hij geloofde dat alleen de Bijbel zijn tijd kon veranderen. Cranmer was bereid om voor het Evangelie te lijden en desnoods te sterven. Calvijn herinnert ons er aan dat we bij de belijdenis van de Drie-enige God moeten blijven.
Twee hoofdstukken over de geloofsbelijdenissen van John Knox (ca. 1514-1572) en James Ussher (1581-1656) maken duidelijk dat niet alleen mensen, maar ook teksten uit het verleden voor ons een gids kunnen zijn. Tevens wordt duidelijk gemaakt dat de kerk altijd een belijdende, confessionele kerk is – iets waar in onze tijd veel te weinig oog voor is.
Vervolgens gaat het over de Engelse puritein Richard Greenham (plm. 1535-ca. 1594), die de zegen van intensieve zielzorg laat zien. Bij Oliver Cromwell (1599-1658) is de toepassing van de Reformatie in politiek en maatschappij aan de orde. En John Owen (1616-1683) stelt dat theologie zonder persoonlijke vroomheid een dood ding is.
Aan de hand van John Bunyans boek over het gebed wordt gewezen op het belang van de binnenkamer. De ethiek ontbreekt niet en het huwelijk van Richard Baxter (1615-1691) wordt de lezer als een uitnodigende spiegel voorgehouden. Tot besluit bevat het boek een artikel over de King Jamesbijbelvertaling uit 1611, want dat was de bron waarbij de Bijbelgetrouwe Engelse christenen gedurig weer het leven zochten en vonden.
Treffende citaten
Haykin doet mij in zijn manier van schrijven wat denken aan de Engelse theoloog Iain Murray (1931). Hij weet het informatieve en het stichtelijke element op een boeiende wijze met elkaar te combineren. De treffende citaten nodigen uit om de bronnen zelf ter hand te nemen.
Misschien zou het voor Nederlandse uitgevers ook een idee zijn om kerkgeschiedenis te presenteren als ”a usable past”. Bij ons is de kerkgeschiedenis alleen te vinden in kinderboeken of in specialistische studies. Dit genre gaat ertussenin zitten: gedocumenteerd, prettig leesbaar, met inspirerende lessen.
Boekgegevens
”The Reformers and Puritans as Spiritual Mentors”, vol. 2, door Michael Haykin; uitg. Joshua Press, Olema, 2012; ISBN 978 1 894400 39 8; 196 blz.; € 15,-