Impressie Feike Asmaherdenking in Laurenskerk Rotterdam
Van Psalm 84 van Jan Zwart en Asma’s eigen Fantasie over Psalm 138, via een hommage van Herman van Vliet aan zijn leermeester, tot een improvisatie van Laurensorganist Hayo Boerema – over Psalm 84 en 138. Daartussen onder anderen Liszt, Widor, Andriessen, Monnikendam, Reger, Vierne en Duruflé.
Ziehier een deel van de ingrediënten van het Feike Asmaherdenkingsconcert in de Grote of Sint-Laurenskerk in Rotterdam, zaterdagmiddag 21 april. Een van de herdenkingsconcerten zaterdag: ook in Kampen en Den Haag hebben er plaats.
Vijf voor één. Het middendeel van het Rotterdamse godshuis zit vol; het gedeelte bij het koororgel raakt langzaam maar zeker ook gevuld. In totaal 400 à 450 mensen zijn naar de Laurens gekomen. Grijzende Asmaveteranen, maar toch ook jongeren. Ook Wil, Asma’s tweede vrouw, is er. Veel zal ze er niet meer van meekrijgen: haar geheugen heeft haar goeddeels in de steek gelaten.
Vandaag, 21 april, honderd jaar geleden werd Feike Asma geboren. Samen met Piet van Egmond en, later, Klaas Jan Mulder, zou hij uitgroeien tot een van Nederlands bekendste organisten.
Feike, hij was de man van de koralen, maar ook van de grote orgelwerken, zegt Ger van Barneveld, secretaris van de organiserende Feike Asmastichting, in zijn inleidend woord. „Feike, die kon genieten van een verstild Cantabile van Franck –vanmiddag staat het op het programma–; van koraalspel –vandaag klinkt onder andere zijn Psalm 138–, maar die het orgel ook van de muur kon laten komen.” Op deze zaterdagmiddag staat een afspiegeling van wat Asma zoal ten gehore bracht op het programma.
Zo’n afspiegeling willen ook de twee 4-CD-boxen zijn die worden gepresenteerd. Wil en Feike jr. krijgen de eerste overhandigd. Ook het boek ”De legendarische organist Feike Asma. Zijn leven, werk en invloed” (uitg. De Banier, Apeldoorn) is voor het eerst te koop. De exemplaren vliegen weg.
Nostalgisch
Eigenlijk bestaat de middag uit drie concerten. Het eerste is een „wat nostalgisch” concert, zoals Van Barneveld het noemt, door Asmaleerling Everhard Zwart. Zwarts canonisch voorspel van Psalm 84 klinkt door de immense ruimte – tweederde, tremulant, cornet. De bewerking blijft mooi, ook dat koraal.
Wat een kerk is dit toch, met haar drie orgels – vier zelfs: in een nis weggestopt blijkt zich er nog eentje te bevinden. In 40 met de grond gelijk gemaakt, wederopgebouwd, en vanmiddag zit-ie gewoon weer helemaal vol. Temidden van alle onrust die een wereldstad kenmerkt… Psalm 84. „Hoe branden mijn genegenheên, om ’s Heeren voorhof in te treên.” Zonlicht breekt door de glas-in-loodraampjes.
Franz Liszts’ Preludium en fuga over de naam B.A.C.H. is het tweede wat Zwart speelt. Prachtig blijven ze, die tongwerken van Marcussen. Blijft ook dat soms fluisterzachte bovenwerk. Toch vraag je je, ergens halverwege, af: had Asma het nu ook zo gespeeld? Of toch nog – iets meeslepender, stuwender, stralender?
Dan volgt Rheinbergers bekende Cantilena – Feike speelde ’m vaak. Zwart gebruikt geen cornet, maar –zo te horen– een tongwerk van het bovenwerk. Wel mooi, zo met dat zwel!
De Toccata van Grison! Zwart zit er nogal eens naast, mist een greep. Maar, zo’n koraal, halverwege én aan het slot – het blijft toch imponeren.
Asma’s Fantasie over de Avondzang is het slot van dit eerste concert. Wat een ontroerend koraal blijft dit. Voor wie ’m kan dromen, vallen de slordigheidjes meteen op. Én: je zou willen meezingen, aan het slot. Maar samenzang staat vanmiddag niet op het programma.
Klankbeeld
In de pauze is er gelegenheid een klankbeeld van Asma’s concerten te bekijken. Zijn ”Komt als kind’ren van het licht” klinkt door het transept. Grisons Toccata, Bachs Dorische. Dit is Asma echt, ja…
De bel klinkt. De pauze is voorbij. Herman van Vliet, de tweede concertant, laat een ”hommage” aan Feike Asma horen. Diens bekende trio over ”Verlosser, Vriend, Gij hoop en lust” klinkt gedeeltelijk, gecombineerd met –mooi uitkomend– ”Daar ruist langs de wolken”. Ook flarden van Asma’s ”Komt als kind’ren” komen langs. Mooi! Harder gaat het, naar de eerste regels van ”Daar ruist langs de wolken…”. Eigenlijk veel te snel, bijna abrupt, is het weer voorbij.
Widor, diens Moderato uit de Symphonie Gothique. Hier gebeurt wat! Langzaam bouwt Van Vliet de spanning op – en weer af.
Via het speelse Allegretto –prachtig toch, dat middenstukje (al hadden die halverwege klinkende tonen milder geregistreerd mogen worden)– en de Grand Choeur Triomphal van Alexandre Guilmant gaat het naar Jaap Kroonenburg en Asma zelf (zijn Psalm 121 en ”Komt als kind’ren”).
Heimwee
Toch… even komt onder ”Guilmant” de gedachte weer op: de 85 registers tellende orgelreus in de Laurens blijkt zich toch niet zo maar te laten bedwingen. Je probeert zo’n gedachte weg te duwen, maar – altijd blijven in deze kerk toch de herinneringen aan de nieuwjaarsconcerten van Klaas Jan Mulder (wat zat je op het puntje van je stoel, bij de Sonata Eroïca van Jongen, tijdens Mulders laatste concert dat hij hier speelde; of bij Regers Dankpsalm!) of aan het Guilmantslotconcert met Ben van Oosten, vorig jaar. Dat was de Laurens! Of is dit nostalgie – heimwee naar een verleden dat je je te volmaakt voorstelt? Hoe dan ook, met het overlijden van Mulder, alweer een paar jaar geleden, was toch een tijdperk definitief voorbij.
Andriessen
Jaap Kroonenburg, organist van Asma’s orgel in de Grote Kerk van Maassluis, kruipt achter de vier klavieren. Je mijmert nog wat verder.
Maar dan – ja, zo’n meditatie over Psalm 121 klinkt toch wel erg mooi. Muisstil wordt het in de kerk. En Asma’s preludium over ”Komt als kind’ren van het licht”, ja! Overbekend zijn ze (komt het daardoor dat Kroonenburg er in het koraal even naast zit?), maar waarom word je zoiets nu nooit zat? En waarom de koraalbewerkingen van zo heel veel hedendaagse Asma- en Muldernavolgers –níét die van Herman van Vliet!– wel? Wat was nu het geheim van hun spel? Je vraagt het je voor de zoveelste keer af, zittend achter een van de pilaren bij de kansel – het orgel aan het zicht onttrokken. Was het omdat zij óók bouwden op de schouders van de grote meesters, en hun werken zich, al ploeterend, hadden eigen gemaakt? Was het meer iets als genialiteit? Was het… je weet ’t niet.
Andriessen! Ja, Kroonenburg speelt ’t toch wel héél fraai, dit Deuxième Choral. Een woord als magnifiek –wat een spanning!– dringt zich op. Dit is spelen!
De Toccata II van Marius Monnikendam is niet minder mooi. Schitterend, dat gedeelte met die tertsen. Kroonenburg zet hier een prestatie van formaat neer. Wat een slotakkoord!
Met Asma’s –uitgebreide(re)– fantasie over Psalm 138 besluit Jaap Kroonenburg zijn onderdeel van het Feike Asmaconcert. Jammer dat hij geen cornet maar een tongwerk als uitkomende stem gebruikt, maar verder, jawel, het is toch Asma wel. Al moet je dat slepende van de maestro toch maar niet na gaan doen.
Je kunt deze middag ook wel weer een beetje begrijpen waarom de bekénde psalmen zo bekend en geliefd zijn geworden.
Leven
Opnieuw een pauze, en dan het derde concert – waarvoor sommigen misschien wel júíst naar Rotterdam zijn gekomen. Arjen Leistra, organist in Schiedam, neemt de eerste twee onderdelen voor zijn rekening; Laurenstitulair Hayo Boerema de laatste drie. Beiden hebben les (gehad) van –onder anderen– Ben van Oosten.
De manier waarop Leistra Regers Phantasie über den Choral ”Wie schön leucht’t uns der Morgenstern” vertolkt, dwingt respect af. Stevige en verstilde delen –wat een registratie en klavierwisselingen!– wisselen elkaar af.
Toch dringt het gevoel zich ook hier weer even op: Asma speelde ’m misschien wat minder perfect, maar er zat meer in… Er zat leven in – misschien juist omdat hij er zó hard voor had moeten studeren. Kóm, Arjen!
Maar, naarmate het stuk vordert, gaat er toch wat gebeuren. De Reger spoedt zich, via een lange triller, naar zijn climax. De 32’en ronken, schitterend… Een korte stilte, en dan dat onmiskenbaar Regeriaanse slotakkoord. Machtig! Het applaus dat volgt, is verdiend.
Misschien iets te snel na zo’n huzarenstukje begint Leistra aan Francks Cantabilé uit de Trois Pièces. De zweltrede blijkt nog open te staan, een koppel van een tongwerk naar het pedaal eveneens. Maar, dan komt-ie toch. Subtiel maakt Leistra gebruik van de zweltrede. Heerlijk toch, deze Franse muziek – en het is niet in de laatste plaats aan Feike Asma te danken dat ze ooit Nederland is binnengekomen en daar harten heeft veroverd.
Duruflé
Boerema begint met het Carillon de Westminster van Louis Vierne. Klinkt dat op de Vierne-cd die hij op zijn eigen orgel opnam, nog wat droog –te dichtbij opgenomen?– vanmiddag is daarvan geen sprake meer. Al gaat ’t voor wie het tempo van Ben van Oosten gewend is, wel wat erg snel. En zo’n misser in het pedaal aan het begin, dat moet een organist van zijn formaat niet willen. Of, is het Carillion een beetje te gemakkelijk voor Boerema? Hij lijkt Viernes beroemdste stuk een beetje –je zou bijna zeggen– af te raffelen. Maar dat slotakkoord, dát staat!
Duruflé dan? Niet de eenvoudigste muziek, zijn suite opus 5 (Asma speelde ’m in Dordt), maar –ja!– hier begint Boerema wel iets neer te zetten. Wat een preludium, met dat volle orgel! En naarmate het ‘voorspel’ vordert, gaat je hoofd naar beneden, doe je je ogen dicht. En je luistert, laat de klanken over je heenkomen. Volkomen stil is het in de kerk.
Een zacht Sicilienne. Boerema speelt met klanken, met het zwelwerk ook. Geen ander Nederlands orgel heeft een met de Marcussen vergelijkbare klank. En Boerema weet die te benutten! Onbegrijpelijk, dat niet weinigen dit instrument nog altijd verguizen.
Even gaat ’t mis, een ontstemd tongwerkje. Snel wordt ’t dichtgegooid. Verder stromen de klanken weer. Dit is genieten…
Het gaat naar halfzes toe. De schemer begint de Laurens te vullen.
Een pittige toccata, vol wringende dissonanten, besluit de Suite van Duruflé. Boerema’s handen vliegen over de klavieren. Stotend, fullspeed, crescendo afgewisseld door ijle tonen – dít is muziek maken… Dit moet je gewoon over je heen laten komen. Wat is muziek eigenlijk iets eigenaardigs! Weer die stotende klanken, decrescendo, dit moet nog heel lang duren. Maar – niets is bestendig hier beneên, zo meteen is het weer voorbij. Je weet het, maar dit is zo mooi… De 32’en worden erbij getrokken, de chamades. Magnifiek! Een daverend applaus volgt – en terecht.
Klasse
”Improvisatie”, vermeldt het programma tot slot. Wat zou er komen? Iets in de Feike Asmastijl? Dát kun je je bij Hayo Boerema toch niet zo voorstellen.
Toch… zijn het de begintonen van Psalm 84, die hier klinken? Warempel, ja. Dit kan hij dus ook (nog). Na enkele regels volgt een nog zachter gedeelte – viola da gamba’s, omspeeld door fluiten: Vierne? Mooi…
Een fuga volgt. Psalm 105? Psalm 138? Psalm 138 blijkt het te zijn. Nee, Asma is dit allang niet meer. Of, soms toch wel? Nee, dit klinkt toch Frans. Harder gaat het. De regels van 138 majestueus in het pedaal. Of is dit meer Reger? Dit is topklasse! Wat een klanken. ”Uw grote Naam,/ eerbiedig loven” – met alles open, inclusief de chamades. Ja – dit is wel een schitterende afsluiting. Van een middag die menigeen nog wel even zal heugen.
Psalm 121
Wat was nu het mooiste van deze middag? Altijd weer kom je erachter dat je dat pas veel later kunt zeggen. Wat blijft hier nu van beklijven, denk je, terug in de auto.
Misschien toch Van Vliets hommage aan Feike Asma, met die prachtige melodie van ”Daar ruist”? Of Boerema’s magistrale improvisatie? Duruflé? Misschien die fluisterzachte Psalm 121 wel. De tijd zal het leren.