Plantinga laat zien dat het geloof er eenvoudig mag zijn
Kun je zeker zijn van het christelijk geloof?
Het vraagteken in de zin hierboven veronderstelt dat het christelijk geloof niet vanzelfsprekend is. Het christelijk geloof wordt betwijfeld. Kuitert schreef er een boek over: ”Het algemeen betwijfeld christelijk geloof”. Het is goed om ons te realiseren dat er verschillende soorten twijfel zijn. Ten eerste zijn er vragen rondom de zekerheid of wij persoonlijk in het heil (kunnen) delen. Als we onszelf leren kennen, is er veel dat zegt dat het heil niet voor ons kan zijn. Ten tweede zijn er vragen rondom de historische betrouwbaarheid van de Bijbel die hun weerslag hebben op de betrouwbaarheid van de Bijbel als Gods Woord. Ten derde zijn er twijfels over het bestaan van God. Is het geloof in het bestaan van de God van de Bijbel wel redelijk als er zo veel religies op deze aarde zijn? Als er zo veel onrecht op de aarde is? Is geloof vooral iets voor mensen die niet nadenken? Ondergraaft de wetenschap het geloof in God niet?
In dit artikel gaat het over de derde categorie van twijfel en dan vanuit de methode die Alvin Plantinga aanreikt. Zijn naam geeft aan dat de wortels van deze in 1932 geboren Amerikaanse filosoof in Friesland liggen. Met zijn filosofische benadering heeft Plantinga het bestaan van God in wetenschappelijke kring weer bespreekbaar gemaakt. Zijn werk heeft mede geleid tot een krachtige opleving van de christelijke filosofie, met name in Amerika. Vandaar dat het de moeite waard is aan zijn invalshoek aandacht te geven.
Afstand van empiricisme
Plantinga neemt zijn vertrekpunt bij het klassieke funderingsdenken, dat stelt dat er drie manieren of kenmerken zijn om een opvatting of een overtuiging redelijk te noemen. Sommige beweringen zijn zo duidelijk dat ze geen bewijs nodig hebben, zoals 2+3=5. Andere beweringen zijn vanzelfsprekend vanuit onze zintuiglijke waarneming, zoals: „De zon schijnt.” Ten derde zijn er beweringen die logisch zijn af te leiden uit de eerste of de tweede soort, bijvoorbeeld 356+269=625.
Het verwijt aan het adres van christenen is dat het geloof niet voldoet aan deze drie kenmerken van redelijkheid. Plantinga’s antwoord hierop bestaat uit twee stappen. In de eerste stap analyseert hij stellingen als dat slavernij moreel verwerpelijk is, of dat ik geboren ben op een regenachtige dag. Er zullen weinig mensen zijn in de samenleving die dit soort stellingen bestrijden. De vraag is echter of deze stellingen voldoen aan de drie genoemde manieren om een overtuiging redelijk te noemen. Het antwoord is ontkennend. Hieruit trekt Plantinga de conclusie dat er blijkbaar redelijke overtuigingen zijn die niet voldoen aan de drie genoemde kenmerken.
Geen bewijs nodig
Dit brengt Plantinga tot de volgende stap. Als niet alle fundamentele overtuigingen onder de criteria van het klassieke funderingsdenken vallen, waarom zou het geloof in God dan ook niet zo’n fundamentele overtuiging kunnen zijn? Het is belangrijk om te beseffen dat Plantinga hier afstand neemt van het empiricisme, dat stelt dat we alleen over een redelijke overtuiging kunnen spreken als er door experimenten is aangetoond dat iets waar is. Deze benadering moeten we niet onderschatten. Een boek als ”Wij zijn ons brein” van Dick Swaab is helemaal op deze manier van denken gebaseerd en stond maandenlang boven aan de top tien van best verkochte boeken. Atheïsten als Richard Dawkins en Herman Philipse bewegen zich eveneens in dit kader.
Veel christenen zijn zo onder de indruk van het empiricisme dat zij heel veel moeite doen om te bewijzen dat God bestaat en het christelijk geloof waar is. De keerzijde daarvan is dat zij twijfelen aan het bestaan van God als zij dat niet kunnen bewijzen. Van de weeromstuit laten nogal wat christenen zich aanleunen dat het irrationeel is om in God te geloven. Volgens deze christenen staan geloof en verstand tegenover elkaar. In het geloof moet je niet nadenken en overtuigingen van christenen hoeven niet redelijk te zijn.
De benadering van Plantinga betekent dus dat het geloof in God niet gebaseerd is of niet gebaseerd hoeft te zijn op een bewijs, omdat het geloof in God behoort tot de fundamentele overtuigingen die niet te bewijzen zijn. Het argument dat er voor het bestaan van God onvoldoende bewijzen zijn, is hiermee weerlegd. Daarmee is nog niet gezegd dat het geloof in God waar is, maar het negatieve bezwaar van gebrek aan bewijs is in ieder geval ontzenuwd.
Niet krampachtig
Wat is de winst hiervan? We hoeven niet krampachtig allerlei bewijzen voor God en het christelijk geloof bij elkaar te harken om de redelijkheid van het christelijk geloof te verdedigen. Het christelijk geloof mag er eenvoudig zijn, net zoals de logica er mag zijn, of de moraal dat slavernij slecht is, of de overtuiging dat de zon schijnt.
Nu gaan we nog een stapje verder: we zagen dat de zekerheid aangaande het christelijk geloof niet gebaseerd is op andere zekerheden. Als dat het geval zou zijn, zou God op een bepaalde manier binnen de orde van deze wereld passen. Als je God zou kunnen bewijzen met de methoden van de natuurkunde, zou Hij tot deze schepping moeten behoren. Het is dus helemaal niet vreemd dat we het bestaan van God niet kunnen bewijzen. Het zou vreemd zijn als dat wel zouden kunnen. Het zou het duidelijkste bewijs zijn dat Hij niet de Schepper is, maar tot de schepping behoort.
Niet buiten het verstand om
Dit is niet alleen van betekenis voor de verantwoording van het christelijk geloof tegenover anderen, maar het heeft ook persoonlijke waarde. Dit inzicht biedt op zichzelf geen zekerheid over God, maar is wel een remedie tegen de filosofische twijfel die de duivel kan gebruiken om ons te verlammen. Anders gezegd: onnodige barrières kunnen op deze manier worden weggenomen.
Je kunt het ook vanuit een andere invalshoek benaderen. De diepste zekerheid ontvangen we door het getuigenis van de Heilige Geest door middel van het Woord in ons hart. Dit getuigenis gaat echter niet buiten ons verstand om. De Heilige Geest gebruikt de inzichten van ons verstand om onze ziel gezond te maken en te houden. Daarom is het van het grootste belang dat we op een verantwoorde manier nadenken over de dingen die in het geding zijn en dat we kunnen onderscheiden waar het op aankomt.
Dr. W. van Vlastuin, docent dogmatiek en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie in Amsterdam Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl Verder lezen over dit onderwerp
A. Plantinga, Warranted Christian Belief, Oxford: Oxford University Press 2000
P. de Vries, Alvin Plantinga. Zijn betekenis voor de christelijke apologetiek, Kampen: De Groot Goudriaan 2010
R. van Woudenberg en B. Cusveller (red.), De kentheorie van Alvin Plantinga, Zoetermeer: Boekencentrum 1998.
Op internet zijn tal van artikelen over Plantinga te vinden.