De huidige cao voor de horecabranche is 1 april dit jaar afgelopen. Nu er geen nieuwe afspraken zijn gemaakt met vakbonden over lonen en andere arbeidsvoorwaarden, gaat er wat de werkgevers betreft „een cao-loze periode” in.

Voor werknemers die voor 1 april in de horeca aan de slag zijn gegaan, blijven oude cao-afspraken doorwerken. Maar voor nieuwe medewerkers geldt wat in de wet staat en wat zij zelf met hun baas afspreken.

De FNV Horecabond betreurt de patstelling met de werkgevers. Maar volgens vakbondsbestuurster Milen van Boldrik heeft verder onderhandelen inderdaad geen zin meer, omdat de standpunten te ver uit elkaar liggen. De werkgevers lieten het in haar ogen vooral afweten op het gebied van loon. De FNV-bond eiste minimaal koopkrachtbehoud voor de circa 300.000 horecamedewerkers. „De afgelopen jaren hebben zij namelijk enorm veel ingeleverd, omdat de loonontwikkeling onder de inflatie lag”, aldus Van Boldrik.

FNV Horeca en CNV Vakmensen gaan nu met hun leden in gesprek over hoe verder en of er bijvoorbeeld acties moeten komen. Maar Van Boldrik verwacht niet direct grote acties, omdat horecamedewerkers vaak nauw samenwerken met hun baas in de zaak en de loyaliteit groot is.

Het aflopen van de cao heeft ook een voordeel volgens de FNV-bestuurster. In de oude cao stond dat horecapersoneel achtereenvolgens bij dezelfde baas zes keer een tijdelijk contract kan krijgen, terwijl dat normaal maximaal drie keer mag. Deze uitzondering vervalt nu; zowel voor werknemers die voor als na 1 april in dienst zijn gekomen.

In de horeca werken ongeveer 300.000 mensen. Hiervan heeft volgens Van Boldrik een derde een vast dienstverband.