Malcolm Archer zoekt naar een strálende koorklank
In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Vandaag de Engelse organist en dirigent Malcolm Archer.
Hij werkte als organist en dirigent in verschillende Engelse kathedralen, waaronder de St. Paul’s in Londen. Op dit moment zwaait Malcolm Archer (59) als ”director of chapel music” de scepter in Winchester College. Het trainen van de stemmen van de schooljongens is zijn missie. „De klank moet strálen, de ruimte vullen.”
Met zijn Winchester College Chapel Choir toerde Malcolm Archer eind maart door Nederland. De jongens deden Haarlem, Leiden, Gouda en Dordrecht aan, waar ze muziek van Palestrina en Byrd tot Bruckner en Duruflé vertolkten.
Op donderdag is Archer al om 15.00 uur met organist Jamal Sutton in de Grote Kerk van Dordrecht. Om de ruimte te proeven en het orgel uit te proberen. De dirigent is verrukt over de akoestiek. „De nagalm hier is even lang als die in de St Paul’s! Dat gaat zeker goed komen vanavond.”
1. De sound van Engelse jongenskoren is uniek in de wereld.
„Helemaal mee eens. Dat komt doordat wij een indrukwekkende koortraditie hebben: speciale scholen, dagelijkse repetities en uitvoeringen, een fantastische training, zingen in prachtige kathedralen. Daarnaast een enorm breed repertoire: van renaissance tot hedendaags. Door de dagelijkse oefening én de breedte van het repertoire zijn de jongensstemmen heel wendbaar en flexibel. De sound typeren is moeilijk. Die verschilt ook per koor. Ik zeg altijd dat een koor de dirigent die ervoor staat weerspiegelt. Het koor van King’s College in Cambridge is anders dan dat van St John’s College in Cambridge. En de jongens van Westminster Cathedral hebben een heel andere sound dan die van Westminster Abbey. Dat verschil in klank kan ook te maken hebben met de lokale traditie. Daarbij is de ruimte waarin je altijd zingt van invloed. Zelf zoek ik er altijd naar dat de koorklank niet te dun of te doordringend is; dan draagt hij niet. De klank moet strálen, de ruimte vullen.”
2. Het wordt steeds moeilijker nieuwe jongens te interesseren.
„Ja en nee. De goede koren trekken goede zangers aan. Nog steeds willen ouders graag dat hun kind op zo’n koor gaat. In Winchester hebben we dan ook geen problemen. Maar voor kleinere koren wordt het wel steeds moeilijker om nieuwe zangers te rekruteren. Dat geldt vooral voor de kerkkoren die afhankelijk zijn van de jongens die in de lokale gemeenschap voorhanden zijn. Je ziet dan ook dat er steeds vaker meisjes mee gaan zingen, of volwassenen. Of ik me zorgen maak over de toekomst van de Engelse koorzang? Engeland is Engeland niet zonder die koortraditie. In de grote kathedralen behoren de jongenskoren tot het wezen van de kerk, waar ook de toeristen op afkomen. Nee, daar maak ik me geen zorgen over.”
3. De muzikale opvoeding die de jongens krijgen is van invloed op hun hele leven.
„Absoluut. Je leert al jong in een team te werken. Je moet leiderschapsvaardigheden ontwikkelen. Je krijgt zelfvertrouwen. Je leert organiseren. En, heel belangrijk: je leert te gaan voor het allerbeste. In de maatschappij gaat de jeugd vaak voor ”goed”. Als koor streef je echter naar het hoogste niveau, en dat is belangrijk voor die jongens. Als ik een oudere ontmoet die in zijn jeugd in een jongenskoor gezongen heeft, dan merk ik dat: aan het vertrouwen, de sociale vaardigheden, de interesse in kunst en cultuur. Veel jongens gaan trouwens op een of andere manier verder met de muziek.”
4. Het is een erebaan om dirigent van een Engels jongenskoor te zijn.
„Het is een grote eer! We hebben in Engeland zo’n zestig à zeventig jongenskoren, waarvan een heel aantal op hoog niveau zingt. Denk aan Cambridge, Londen, Winchester. Maar je moet het wel willen, zo’n dirigentschap. Director of music ben je voor het hele jaar. En om het geld hoef je het niet te doen; miljonair word je er niet van. Het is een missie. Je moet vooral veel van muziek houden. Waar m’n eigen jongenskoor staat in de ranking? Dat moeten anderen beoordelen. Ik ben van mening dat ze heel goed zingen.”
5. De jaren als director of music van de St Paul’s Cathedral in Londen waren de mooiste van mijn leven.
„Haha. Nee, alle functies die ik heb gehad, heb ik met plezier uitgeoefend. Bristol Cathedral was m’n eerste baan, daarna Wells Cathedral. Ik werkte er met veel genoegen. Vooral in Bristol had ik een buitengewoon goed koor. Ook van de drie jaren in de St. Paul’s heb ik genoten. Vooral de drie grote nationale diensten blijven me bij: de herdenking van de slachtoffers van de tsunami van 2004, de bijeenkomst na de bomaanslagen in Londen in 2005 en de dienst ter gelegenheid van de 80e verjaardag van koningin Elizabeth in 2006. Op zo’n moment merk je dat de St. Paul’s de nationale kathedraal is. Het is natuurlijk bijzonder dat je daar mag werken. Maar het was wel een veeleisende baan. Daarnaast ging het met de gezondheid van mijn vrouw niet goed, waardoor ze twee jaar in het ziekenhuis moest verblijven. De zorg voor onze twee kinderen kwam grotendeels op mij neer. Na drie jaar was het voor haar beter om Londen te verlaten. Nu in Winchester heb ik het weer erg naar m’n zin. Het werken met niet-professionele schooljongens is een grote uitdaging en geeft veel voldoening.”
6. Ik ben meer dirigent dan organist.
„Nee, ik voel me zowel dirigent als componist en organist. Misschien staat het dirigentschap bovenaan, maar dan komt direct daarna het componeren, en direct daaronder het organistschap. Ik geniet van alle drie. Wel is het zo dat op dit moment het bezig zijn met koren de meeste tijd kost. Als ik met pensioen ga, verwacht ik dat ik vooral als componist verder zal gaan. Ik heb al een aantal stukken geschreven. Ik zoek altijd naar teksten die mij inspireren om muziek bij te schrijven. Als een ander de tekst aandraagt, is het voor mij heel lastig. Laat mij zelf de woorden uitzoeken, dan wordt de muziek beter. Met mijn composities wil ik bewust staan in de klassieke traditie van een musicus als Herbert Howells.”
7. Als ik in Nederland ben, kan ik mijn hart ophalen aan de historische orgels.
„Inderdaad. Ik houd van de orgels hier. De Bavo in Haarlem is prachtig, de Sint-Jan in Gouda, de Joriskerk in Amersfoort. De orgels klinken mooi in die kerken. Wel is het belangrijk dat je registranten hebt om te assisteren. Het verschil met Engelse orgels is aanzienlijk. Op Nederlandse orgels kun je beter barokmuziek spelen, Engelse orgels zijn over het algemeen beter voor romantische muziek. In Engeland hebben we trouwens steeds meer mechanische orgels, dus veel organisten zijn eraan gewend dat een orgel zwaar speelt. Een Bachorgel zoals hier in Dordrecht is prachtig. Daar kun je mooi barokmuziek op spelen. Tegelijk geniet ik ervan om op een groot romantisch orgel Reger te vertolken. Je moet altijd de juiste muziek op het juiste instrument spelen.”
8. Jongenskoren in Nederland halen het niveau van Engelse jongenskoren nooit.
„Dat vind ik een moeilijke. Ik ken de Nederlandse jongenskoren niet goed. Mijn indruk is dat ze hier niet de mogelijkheid hebben om elke dag te repeteren. Dat is natuurlijk het grote voordeel bij ons: dagelijkse repetities, zingen in vier tot zeven diensten per week. Dat wil niet zeggen dat Nederlandse jongens het niet zouden kunnen. Iedere jongen, waar ook ter wereld, kan zo leren zingen. Daar hoef je geen Engelse jongen voor te zijn. Het Nederlands is volgens mij een goede taal om te zingen. Nogmaals, iedereen kan het leren, maar cruciaal is of je geregeld oefent. Als ik met mijn jongens maar één keer in de week zou repeteren, kon ik de hoge standaard ook niet halen.”
9. De gewijde sfeer van een Engelse kathedraal kan ik niet missen.
„Klopt. Ik denk dat onze kathedralen uniek zijn. Ze bieden een bijzonder goede sfeer voor de liturgie. De mooiste kathedraal? Er zijn er verschillende. Ik ben helemaal weg van Wells Cathedral, waar ik acht jaar organist was. Dat gebouw is heel speciaal: de sfeer, de akoestiek, maar ook de stad zelf. Tegelijk houd ik van de kathedralen in Lincoln en Canterbury. De St. Paul’s? Die is ook mooi, monumentaal, met een spectaculair orgel. Maar in dat gebouw mis ik de intimiteit die voor muziek nodig is. Als dirigent probeer je muziek te zoeken die precies past bij een kathedraal. Hier in Dordrecht heb je negen seconden nagalm. Dan moet je langzame muziek uitvoeren. Bijzonder is het om mooie muziek in een inspirerend gebouw uit te voeren. Maar muziek in de context van de liturgie heeft toch een extra dimensie: het gewijde, de ceremonie.”
10. Muziek maken is voor mij net zo belangrijk als ademhalen.
„Ik kan me geen leven zonder muziek voorstellen. Als ik vakantie heb, ben ik nog aan het componeren. Ik heb wel een andere hobby: klassieke auto’s. Ik ben in het bezit van een MG uit 1952. Voor de momenten dat ik even niet met muziek bezig ben.”
Levensloop Malcolm Archer
Malcolm Archer (1952) studeerde orgel en compositie aan het Jesus College in Cambridge. Hij begon in 1983 zijn muzikale carrière in Bristol Cathedral, waarna Norwich Cathedral volgde. In 1996 werd hij benoemd tot organist en master of the choristers van Wells Cathedral, waar hij het koor trainde voor de dagelijkse diensten in de kathedraal en als musical director verbonden was aan Wells Cathedral Oratorio Society. Met Wells Cathedral Choir maakte hij verschillende cd-opnamen.
In 2004 vertrok Archer naar Londen, waar hij als organist en director of music in de St. Paul’s Cathedral aan de slag ging. Hij trad in die functie voor het oog van de hele wereld op tijdens de herdenkingsdiensten voor de slachtoffers van de tsunami (2004) en van de aanslagen in Londen (2005) en tijdens de dienst ter gelegenheid van de 80e verjaardag van koningin Elizabeth (2006). Ook met St. Paul’s Cathedral Choir maakte Archer cd-opnamen.
Augustus 2007 stapte hij over naar Winchester College, waar hij zowel organist als director of chapel music is. In die hoedanigheid traint en leidt hij het Winchester College Chapel Choir. Tevens doceert hij aan het college orgel en compositie.
Als organist maakte Archer een aantal cd’s op grote Engelse orgels. Als componist deed hij meer dan 200 composities het licht zien. Archer is getrouwd en vader van twee kinderen.