Opinie

Vergeving begint niet bij mensen, maar bij God

Vergeven is een delicaat proces. Wanneer zowel de dader als het slachtoffer dat in zijn geheel doorloopt, geeft dat uitzicht op echte vernieuwing betoogt dr. J. W. van Pelt. Vergeving die niet goed wordt begeleid, mondt gemakkelijk uit in verbittering.

12 April 2012 20:02Gewijzigd op 14 November 2020 20:28
„Het proces van vergeven helpt iemand om eerst te erkennen slachtoffer te zijn en vervolgens dat achter zich te laten en tot herstel te komen.” Foto Fotolia
„Het proces van vergeven helpt iemand om eerst te erkennen slachtoffer te zijn en vervolgens dat achter zich te laten en tot herstel te komen.” Foto Fotolia

Vergeving wordt vaak geplaatst in het kader van het Onze Vader: „Vergeef ons (…) gelijk ook wij (…) vergeven” (Matth. 6:14-15). Zo lijkt menselijke vergeving op het eerste oog voorwaarde om vergeving van God te krijgen. Maar vergeving die bij mensen moet beginnen, komt vaak alleen tot stand als de schade en de ernst van het kwaad worden gebagatelliseerd, met als gevolg dat de slachtoffers de neiging hebben het kwaad niet echt onder ogen te zien. Ze blijven ermee rondlopen en nemen het zichzelf kwalijk dat ze niet in staat zijn te vergeven zoals het behoort. Wanneer vervolgens wordt gezegd dat de Heere Jezus aan het kruis Zijn vijanden wel kon vergeven, wordt het schuldgevoel nog vergroot.

Daarom is het van groot belang om te beseffen dat het Onze Vader niet begint bij vergeving van mensen, maar bij vergeving door God: „Vergeef ons onze schulden.” Dat is het uitgangspunt. Vergeving van mensen functioneert niet als voorwaarde om goddelijke vergeving te ontvangen, maar Gods vergeving maakt menselijke vergeving mogelijk. Vergeving van mensen onder elkaar komt alleen biddend tot stand en met de vergeving van God als fundament waarop mensen verder mogen bouwen.

Onderscheid

Het is van belang om onderscheid te maken tussen schuld, schaamte en slachtofferschap. Een slachtoffer kan soms ook schuld dragen. Die twee aspecten moeten op een verschillende manier benaderd worden. Omdat beide in de beleving vaak door elkaar lopen, is het voor het pastoraat nuttig om te helpen de twee te ontrafelen. Bij echte concrete schuld is de vraag aan de orde of er ook een reëel en concreet schuldbesef is. Daarna kan pas de weg naar vergeving en verzoening gezocht worden.

Maar niet te snel, want dan raakt het slachtoffer uit beeld en wordt genade makkelijk en goedkoop gemaakt. Wie de dader confronteert met diens schuld en weigert een snelle religieuze uitweg te bieden, neemt de ander serieus en helpt tot geloofsgroei te komen. Bij slachtoffers is vergeving schenken ook een manier om het kwaad onder ogen te zien en zo deel van het verwerkingsproces. Dat maakt vergeven ook zo moeilijk, want het roept de vraag op of men wel echt verder wil met de ander. In de kerk en de theologie worden al eeuwen fases gebruikt om het proces van vergeving te structureren. Ik bespreek ze achtereenvolgens met het oog op zowel de dader als het slachtoffer.

Dader

De eerste fase voor de dader is het gewetensonderzoek. Dit is een pijnlijk proces waarin het gaat om de vraag of er werkelijk schuld is. Het gaat om het onderkennen van eigen falen om te leven naar de normen en idealen die leven betekenis geven. Voor christenen komt daar nog bij het besef tegen God en Zijn geboden gezondigd te hebben. Het onderkennen van eigen overtreding betekent tegelijk het doorbreken van de illusie van eigen onaantastbaarheid en macht. Het is een complex gebeuren van het ontrafelen van eigen aandeel in schuld en lot.

Pas na gewetensonderzoek kan er sprake zijn van berouw. Op zich is berouw niet meetbaar, maar het is van groot belang voor het slachtoffer. Berouw heeft te maken met innerlijke verandering waarbij je jezelf niet meer vrijpleit of rechtvaardigt, maar ertoe komt het kwaad te erkennen en het eigen aandeel in het veroorzaken daarvan. Oprecht berouw betekent ook dat niet te makkelijk om vergeving wordt gevraagd: hoe oprechter het berouw, hoe meer het besef leeft dat vergeving geen vanzelfsprekendheid is.

Berouw mondt uit in schuldbelijdenis. Belijden is erkennen en rechtstreeks aan de ander zeggen dat men de ander kwaad heeft gedaan. Daarom is terughoudendheid geboden om een schuldbelijdenis aan een ander adres dan het slachtoffer te accepteren.

Na de schuldbelijdenis komt de vraag om vergeving. Die vraag wordt allereerst neergelegd bij de persoon die slachtoffer is geworden. Wanneer die (nog) niet in staat is te vergeven, blijft het onaf. Niemand kan onder druk gezet worden, want dan worden de grenzen van het slachtoffer weer niet gerespecteerd. In de gebroken werkelijkheid van deze wereld, waarin niet alles ideaal en perfect wordt opgelost, kan er dan een situatie tot stand komen waarin de veroorzaker langere tijd of altijd moeten leren leven met een openstaande schuld. Op dat moment kan vergeving van God (tijdelijk of gedeeltelijk) de plaats innemen van, of tijdelijk voorafgaan aan vergeving door het slachtoffer.

Als laatste komt de vraag naar het herstel in beeld. Oude verhoudingen hoeven niet altijd geheel hersteld te worden. Het gaat om een heilzaam herstel van de aangerichte schade. Daarin kan het berouw van de dader zichtbaar worden. Ook als niet alle emotionele schade hersteld kan worden, kan uit het zoeken naar herstel toch een andere houding van de dader geproefd worden. Herstel legt ook de verantwoordelijkheid bij de schuldige. Een volledig herstel van het onderlinge vertrouwen is in de praktijk vaak niet haalbaar. Maar herstel kan ook inhouden dat verhoudingen normaliseren, zodat bij het slachtoffer de angst voor de dader afneemt.

Slachtoffer

Bij het slachtoffer gaat het om een soortgelijk proces als bij de dader, maar nu vanuit het perspectief van wie kwaad is aangedaan.

Het gewetensonderzoek van het slachtoffer als eerste fase is het onder ogen zien van de aangerichte schade. Dat is voor het slachtoffer vaak net zo moeilijk als voor de dader, omdat je dan moet erkennen geschonden te zijn. Als slachtoffer heb je de neiging het kwaad te minimaliseren en de schaamte van het slachtofferschap te verbergen. Het ”gewetensonderzoek” is dus een pijnlijk confrontatie met het geleden kwaad. Maar zonder zelfonderzoek blijven volgende stappen aan de oppervlakte steken.

Voor slachtoffers geldt rouw als keerzijde van berouw als tweede fase. Rouw om wat verloren is en boosheid om wat door een ander is aangedaan.

In de derde fase moet met de schuldtoewijzing expliciet worden vastgesteld wie schuldig is. Naast het aanwijzen van de primaire schuldige en eventuele secundaire medeplichtigen, komt ook de vraag naar eigen schuld aan de orde. Die vraag kan alleen op een goede wijze aan de orde komen wanneer de schuldtoewijzing aan de dader voluit heeft plaatsgevonden. Pas daarna is het vruchtbaar ook zichzelf niet alleen als slachtoffer te zien en dus volstrekt machteloos. Dan ontstaat er ook weer ruimte voor de nuance en de tweeslachtigheid van het leven in deze wereld. Veel slachtoffers lopen vast op het punt dat daders weigeren schuld te belijden. Dat maakt het voor het slachtoffer moeilijk de schuld toe te wijzen. Wanneer noch de dader, noch omstanders, noch formele instanties erkenning geven, wordt het moeilijk om verdere stappen in het vergevingsproces te zetten.

De vierde fase, vergeving, is aan de kant van het slachtoffer vooral een loslaten van het recht op vergelding. Men ontslaat de ander uit de positie van de dader en maakt zichzelf los uit de positie van slachtoffer. Deze stap kan pas heilzaam worden gezet na erkenning en schuldtoewijzing. Gebeurt het eerder, dan blijft het slachtoffer gevangen omdat de macht die de dader heeft gekregen nog niet doorbroken is. Het vergevingsproces helpt iemand om te erkennen slachtoffer te zijn en vervolgens dat achter zich te laten en te komen tot herstel.

Bij vergeving zal er niet altijd verzoening plaatsvinden. Maar vergeving betekent dat men weer positief naar iemand kan zijn en er geen negatieve energie meer in steekt. Soms is het al heel wat wanneer men de ander verdraagt en geen kwaad meer toewenst. Aan het kruis vergeeft de Heere Jezus Zijn beulen niet rechtstreeks, maar vraagt Gód hen te vergeven. Dit gegeven sluit aan bij het besef dat er geen makkelijke oplossingen zijn. Kwaad is niet terug te draaien.

De auteur is christelijk gereformeerd predikant in Oud-Beijerland. Dit artikel is een onderdeel van zijn lezing die hij zou houden tijdens een ontmoetingsdag over ”Geweld in relaties” op 14 april. Wegens te weinig belangstelling gaat deze niet door.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer