Onderzoek moord Djindjic afgerond
Drie maanden na de moord op de Servische premier Zoran Djindjic hebben de autoriteiten het onderzoek afgerond. De Servische minister van Justitie, Vladan Batic, heeft dat dinsdag gezegd.
Vijfenveertig mensen worden verdacht van directe betrokkenheid bij de moord. De eerste rechtszaken beginnen waarschijnlijk in september.
Djindjic werd op 12 maart bij het parlementsgebouw in de binnenstad van Belgrado doodgeschoten door een sluipschutter. Volgens de autoriteiten is de moord op de hervormer het werk van een alliantie van misdadigers en nationalisten. Onder de verdachten bevinden zich Milorad Lukovic, een voormalige politiecommandant, en de ultranationalistische politicus Vojislav Seselj. Lukovic zou opdracht hebben gegeven tot de moord op de regeringsleider. Hij is nog voortvluchtig. Seselj gaf zich kort voor de moord over aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag, waar hij terecht moet staan wegens de oorlogsmisdaden die zijn aanhangers zouden hebben begaan in Kroatië en Bosnië in de jaren negentig. Beiden zouden hebben deelgenomen aan de samenzwering die resulteerde in de moordaanslag.
Volgens de rechter Vucko Mircic maken de ernst van het misdrijf en het grote aantal verdachten het onderzoek naar de moord op Djindjic tot het grootste op het gebied van de georganiseerde misdaad in het land. Van de duizenden mensen die na de moord werden opgepakt, zitten er nog 27 vast. Voor de berechting van de verdachten wordt een speciale rechtbank gecreëerd met een vloeroppervlak van maar liefst 4000 vierkante meter. Deze moet in september klaar zijn.