Onderwijs & opvoeding

Complimenten en kanttekeningen bij advies Onderwijsraad over artikel 23

De Onderwijsraad presenteerde vorige week een gezaghebbend advies over artikel 23 van de Grondwet, waarin de vrijheid van onderwijs is vastgelegd. Veel van hetgeen daarin staat bekoort aanhangers van deze vrijheid, maar er is ook een aantal kanttekeningen te plaatsen.

10 April 2012 19:01Gewijzigd op 14 November 2020 20:25
Foto Frank Trommelen
Foto Frank Trommelen

De Tweede Kamer wist het vorig jaar even niet meer. Er waren zo veel tegengestelde wensen en initiatiefwetsvoorstellen die de vrijheid van onderwijs raakten dat de Kamer de hulp van de Onderwijsraad inriep. De Kamer vroeg om een „gezaghebbende interpretatie” van het grondwetsartikel. ”Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief”, zo luidt de titel van de nota die de voorzitter van de Onderwijsraad, prof. dr. G. T. M. ten Dam, donderdag presenteerde.

De Onderwijsraad wijdt warme woorden aan de vrijheid van onderwijs. Het artikel is „onverminderd van grote waarde. Het heeft door de jaren heen een goede basis geboden voor keuzevrijheid én voor sociale binding in een pluriforme samenleving.” Het bestaande bestel van openbaar en bijzonder onderwijs moet daarom in stand blijven. Begrijpelijk dat de koepelorganisaties van het christelijk en reformatorisch onderwijs én de christelijke fracties in de Tweede Kamer positief reageerden.

De christelijke politieke partijen kunnen zich ook in de handen wrijven bij de conclusie van de Onderwijsraad dat er geen aanwijzingen zijn dat de onderwijsvrijheid segregatie veroorzaakt. De stelling dat christelijke scholen kinderen van buitenlandse afkomst weren, klopt niet, aldus de raad. Deze vooronderstelling was voor PvdA-Kamerlid Hamer in 2005 reden om een initiatiefwet in te dienen die scholen ertoe verplichtte om iedereen aan te nemen die de grondslag van de school zou respecteren. Onderschrijving van de grondslag zou niet langer mogen.

De Onderwijsraad concludeert verder dat er geen noodzaak is tot invoering van een algemene acceptatieplicht. D66, SP en GroenLinks hebben de initiatiefwet van Hamer om een acceptatieplicht in te voeren, overgenomen. Niet langer vanwege de segregatie, maar nu met het liberale sausje dat ouders de vrijheid moeten hebben om hun kind naar iedere school van hun keuze te kunnen sturen.

Deze wet treft het orthodox onderwijs in het hart. Want alleen daar wordt onderschrijving van de grondslag gevraagd. De Onderwijsraad springt in de bres voor de scholen. Hij heeft geen knelpunten gevonden bij het recht van bijzondere scholen om hun grondslag te bewaken. „Zulke bijzondere scholen kunnen daardoor onevenredig worden geschaad, terwijl het praktisch nut van de maatregel moeilijk aantoonbaar is”, zo staat in het advies.

Ook bij handhaving van een eigen personeelsbeleid kiest de Onderwijsraad voor het bijzonder onderwijs. Hij is tegen het initiatiefwetsvoorstel van D66 om de zogeheten enkelefeitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling af te schaffen. Die uitzondering biedt orthodoxe scholen de mogelijkheid om samenwonende en homoseksuele leerkrachten in bijzondere omstandigheden te weren. Met de uitzonderingsbepaling wordt „het uitgangspunt gehuldigd dat ook de tegemoetkoming aan een specifiek religieus belang een kwestie van gelijke behandeling is. Ongelijke situaties kunnen niet per definitie allemaal gelijk behandeld worden, omdat dan opnieuw een vorm van ongelijkheid ontstaat.” Dat zijn woorden die jaren niet hebben geklonken in het debat over gelijke behandeling.

In het initiatiefwetsvoorstel van Van der Ham staat ook dat scholen van hun leerkrachten slechts respectering van de grondslag mogen vragen en geen onderschrijving. Deze wet kan in principe rekenen op steun van de Tweede Kamer. Behalve de linkse partijen staan ook VVD en PVV er positief tegenover. Maar in deze kabinetsperiode zal het er niet van komen. Een van de vijf punten waarover de SGP een rustpauze heeft afgedwongen, is de vrijheid van onderwijs.

Tot hiertoe is de raad een klassiek en sterk verdediger van de vrijheid van onderwijs. Hij slaat wel een moderne weg in bij toepassing van het begrip richting. Op dit moment mogen alleen erkende richtingen verzoeken indienen voor het stichten van nieuwe scholen. De Onderwijsraad wil daarvan af. Elke groep ouders die een school wil en voldoende leerlingen heeft, mag een school starten. Levensbeschouwing of pedagogische richting doen niet terzake.

Dit voorstel lijkt nieuw, maar is het niet. In 1996 kwam de raad ook al met een voorstel voor richtingvrije planning. Uiteindelijk is een wetsvoorstel hierover in 2004 gestrand op allerlei praktische problemen. Onderwijskoepels en Tweede Kamerfracties legden vorige week bij die praktische problemen direct de vinger. Richtingvrij plannen leidt tot versnippering van het onderwijsveld. De minister van Onderwijs zal waarschijnlijk komen met extra eisen om dit te voorkomen.

Richtingvrij plannen past overigens wel beter bij de wensen van de Nederlandse samenleving anno 2012. Door de secularisatie sluiten bestaande richtingen niet meer goed aan bij de levensbeschouwingen van de bevolking.

Toch zijn er ook vragen te stellen bij het voorstel van de Onderwijsraad voor richtingvrij plannen. Allereerst stelt de raad dat nieuwe scholen vooraf een toets moeten ondergaan om te bezien of het onderwijs past „binnen de uitgangspunten van de rechtsstaat en de democratische rechtsorde.” Welke criteria dat zijn, daarover rept de raad niet, maar er zijn zeker politieke partijen te vinden die zeggen dat scholen die leren dat de man het hoofd is van de vrouw en die zeggen dat de homoseksuele praktijk afkeuring verdient, niet binnen die orde passen.

Een ruimer richtingbegrip bij stichting heeft ook voor bestaande scholen consequenties, zo stelt de raad. Het schoolbestuur zal de richting van de school periodiek moeten toetsen aan de wensen van de ouders. Initiatieven vanuit de medezeggenschapsraad om de richting te heroverwegen, dient het bevoegd gezag serieus in behandeling te nemen. Dat kan voor scholen met een gemengde populatie grote gevolgen hebben.

Als de overheid het richtingbegrip loslaat, heeft dat ook consequenties voor de laatste school van een richting. Die mag nu blijven bestaan, ook als deze onder de opheffingsnorm komt. Die regeling zou straks alleen nog gelden voor bestaande scholen. Verder lijkt de Onderwijsraad aan te sturen op een versobering van de huidige regelingen voor leerlingenvervoer.

De Onderwijsraad heeft veel stof ter overdenking gegeven. Minister Van Bijsterveldt van Onderwijs zal haar mening erover formuleren en daarna zal de Tweede Kamer erover debatteren. Wordt dus vervolgd. Maar dat zal wel najaar worden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer