Cultuur & boeken

Spotlight: Zoeken naar de menselijke ziel

Wat maakt een mens tot een mens? Heeft hij een ziel, of is het zoals hersenwetenschapper Dick Swaab verkondigt: „Wij zijn ons brein”? Het is dringend nodig dat niet alleen filosofen maar ook gelovige christenen zich daarop bezinnen.

Enny de Bruijn
10 April 2012 09:24Gewijzigd op 14 November 2020 20:24

Met God hebben we al afgerekend, nu is de menselijke ziel aan de beurt. Dat is zo ongeveer de boodschap van sommige hedendaagse neuroweten­schappers. Maar filosofen laten zich de ziel niet zomaar ontnemen, zo blijkt uit het essay dat Bert Keizer schreef ter gelegenheid van de Maand van de Filosofie.

Keizer, zelf verpleeghuisarts, heeft vanuit zijn ervaringen met dementerende en comateuze patiënten grondig nagedacht over het probleem van de ziel. Is er nog sprake van een ziel als iemand ‘hersendood’ is? Wat gebeurt er met de ziel als het brein (zoals bij demente bejaarden) wordt aangetast? Wanneer is er sprake van een levend wezen en wanneer van iets dat nog het meest vergelijkbaar is met een plant?

De antwoorden op die vragen bepalen in toenemende mate hoe wij als samenleving omgaan met mensen bij wie de ziel al naar een andere bestemming vertrokken lijkt, hoewel hun lichaam nog leeft. Laten we zulke mensen ‘inslapen’, zoals we met huisdieren doen? Is hun toestand vergelijkbaar met de toestand van nog ongeboren leven, waarbij onze maatschappij ook –vrij willekeurig– bepaald heeft dat het pas na twaalf weken een ziel heeft? Waar begint het leven, en waar eindigt het?

En nog zoiets, stel dat wij samenvallen met ons brein, dan bestaat er in feite ook geen vrije wil. De uiterste consequentie daarvan is dat niemand verantwoordelijk is voor wat hij doet of zegt. Zelfs misdadigers hoeven niet gestraft te worden, omdat ze er toch niets aan kunnen doen dat ze zijn zoals ze zijn. Hun brein zit eenvoudig zo in elkaar dat ze niet anders kunnen dan misdaden begaan. Hoe zit dat dus precies met de ziel van mensen in relatie tot voorbestemming en vrije wil?

Omdat die vragen van cruciaal belang zijn voor ons handelen, is het meer dan ooit nodig dat theologen, filosofen en in het algemeen mensen-met-een-geweten nadenken over wat een ziel is, waar de wil van mensen vandaan komt, en hoe wij op de juiste manier in het leven kunnen staan en met onze medemensen omgaan.

De genoemde vragen zijn in duizenden jaren van filosofie bedrijven overigens nog nooit opgelost, en ook Keizer komt er niet uit. In een aantal korte hoofdstukjes gaat hij na welke visies er in de loop van de geschiedenis op de menselijke ziel geweest zijn: Homerus, Plato, Descartes, Wittgenstein en de hedendaagse neurosofen. Altijd veelzeggend welke mijlpalen mensen in de geschiedenis ontwaren: die onthullen genadeloos waar ze zelf staan. Waar blijven christelijke denkers als Augustinus, Thomas van Aquino, Calvijn, Pascal? Hun werk heeft toch zéker sporen nagelaten in een eeuwenlang door het christendom gestempelde cultuur. Maar het lijkt erop dat Keizer niet van religieuze zielen houdt en slechts over filosofische zielen praten wil – hoe onmogelijk het ook is om die te scheiden.

Wat hem betreft bestaat God niet en leeft de ziel zeker niet voort na de dood van het lichaam. Niettemin blijft ook bij hem het raadsel van het leven volop overeind: als een hond niet meer is dan een verzameling moleculen, en datzelfde geldt voor een stuk hout, hoe komt het dan dat we dat hout wél zonder problemen in de open haard gooien en die hond niet? „Wij weten, na al die eeuwen van nadenken over onszelf, nog steeds niet goed te zeggen wie of wat wij zijn.”

Het is duidelijk dat Keizer niet voelt voor het reductionisme van Swaab en de zijnen, en niets kan met de stelling dat mensen niet meer zijn dan hun brein. Dat is hetzelfde als zeggen dat een hond niet meer is dan een verzameling moleculen, of dat een purperen keizersmantel niet meer is dan schapenwol geverfd met bloed van een schaaldier. Het raadsel van het leven zelf, inclusief schoonheid, samenhang en zingeving, is daarmee immers nog allerminst verklaard.

Maar verder komt Keizer er niet goed uit: hij laat de vragen en problemen aan het eind van zijn boekje gewoon staan. De Amerikaanse Marilynne Robinson daarentegen durft in haar nieuwe essaybundel ”When I Was a Child I Read Books” een stap verder te gaan – misschien omdat zij niet bang is het filosofische met het religieuze te verbinden. Als het grote probleem van onze tijd ziet zij de scheiding tussen de tastbare, fysieke wereld en de onzichtbare geestelijke wereld. Die scheiding bepaalt niet alleen de huidige wetenschap, maar ook de kerk, waar al te vaak het lichaam tegenover de ziel geplaatst wordt, het aardse tegenover het hemelse, en waar geestelijke dingen te zeer los­gemaakt worden van natuurlijke.

We moeten op die manier geen tegenstellingen maken, schrijft ze. Het gaat erom dat de ziel in het lichaam aanwezig is, dat God in de wereld werkt en dat natuurlijke dingen zodoende altijd een geestelijke dimensie hebben. Tegenover de steeds verdergaande reductie en fragmentatie van de wetenschap stelt zij de verwondering om het geheel – dat meer is dan de som der delen. Godsdienst is niet ‘alleen maar’ een gesputter van neuronen in je brein, ook al heeft het nog zo veel met lichamelijke aanleg en lichamelijke reacties te maken. Het bijzondere is juist dat ín alle biologische en psychologische processen zichtbaar wordt hoe God samenhang en zingeving aan mensen­levens verleent.

Daar legt Robinson wat mij betreft precies de vinger bij het cruciale punt. Christenen doen er goed aan om zich, net als deze Amerikaanse schrijfster, te oriënteren op Calvijn – met zijn oog voor Gods zichtbare aanwezigheid in het aardse leven, met zijn verbinding tussen de natuurlijke en de geestelijke dingen. Juist de gereformeerde theologie heeft immers geworsteld met de paradox van voorbestemming en vrije wil (niet vrij in geestelijke zin, wél vrij in psychologische zin) – en is vandaag zodoende actueler dan ooit.


”Waar blijft de ziel?”, Bert Keizer; uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2012; ISBN 978 90 477 0465 2; 148 blz.; € 4,95.
”When I Was a Child I Read Books”, Marilynne Robinson; uitg. Farrar, Straus & Giroux, New York, 2012; 
ISBN 978 0 374 29878 4; 206 blz.; $ 24,-.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer