Wiegman (CU): De Heere Jezus is alles voor mij
Het christelijk geloof is ChristenUnie-Kamerlid Esmé Wiegman (36) „met de paplepel” ingegoten. Ze mag er nu zelf uit leven en is bezig om ook haar kinderen een „geloofsopvoeding” te geven.

Ik groeide op in Nieuw-Vennep. Ons gezin, de familie Van Meppelen Scheppink, bestond uit vader, moeder en vier kinderen. Ik was de derde in de rij. We leefden mee met de christelijke gereformeerde kerk. Die is breed; wij stonden ergens in het midden. Ik zat op de zondagsschool, deed mee in het jeugdwerk en zat op twee kinderkoren. Kortom, ik kreeg het geloof met de paplepel ingegoten.
De kinderen van ons gezin gingen wel naar een gewone protestants-christelijke basisschool. Voor veel leerlingen waren kerkgang en geloof niet vanzelfsprekend. Ik trok ook op met klasgenoten die van huis uit andere dingen meekregen.
Op mijn twaalfde verhuisden wij naar Alphen aan den Rijn. De eerste jaren heb ik daar op een gewoon christelijk lyceum gezeten. Daar kon ik prima mijn weg vinden, maar mijn vriendinnen uit de kerk gingen naar De Driestar in Gouda. Op een gegeven moment heb ik tegen mijn ouders gezegd: Dat wil ik ook. Ik had behoefte aan vriendschap met gelijkgezinden. Ik wilde meer delen dan het huiswerk van de volgende dag, het uitgaansleven en de vraag hoe oud je wilt zijn om voor het eerst naar bed te gaan met een jongen. Ik heb een heel fijne tijd gehad op De Driestar. Daar heb ik ook goede vrienden gevonden, Met sommigen heb ik nog steeds contact.
Ik deed op mijn zeventiende belijdenis van het geloof. Dat is jong, maar ik was eraan toe. Natuurlijk heb ook ik mijn vragen over de waaroms in het leven, maar ik heb ten diepste nooit getwijfeld aan het bestaan van God. Ik heb de nabijheid van de Heere in mijn leven van jongs af aan ervaren. Als kind en jongere gingen er tijdens de kerkdiensten veel dingen over mij heen, maar er zijn mij ook diensten heel erg bij gebleven.
In de kerk van Aarlanderveen ben ik echt geraakt door de prediking. Ik was verwonderd over de grootheid van de genade van God voor zondige mensen. De gemeente was toen vacant en vaak kwamen de hoogleraren Velema en Van ’t Spijker preken. Die hebben me geestelijk gebouwd in het geloof en leerden me om op Jezus te zien. Ze hebben me ook verteld hoe je het geloof aan het maatschappelijk leven verbindt.
De kern van het geloof is Christus: Hij is mijn Redder. Christus heeft de weg vrijgemaakt tot de Vader waardoor ik tot Hem mag gaan. Heel bijzonder dat christenen geloven in een God die ze Vader mogen noemen. Er is geen enkel geloof waar dat mag. Dat kan door de Heere Jezus; Hij is alles voor mij. Hij is voor mij gestorven.
Mijn man is ook gelovig. Dat vormt een sterke basis voor ons huwelijk. We hebben drie jongens; van 13, 11 en bijna 8. Ze zijn me lief en ik gun hun het allerbeste hier op deze aarde, maar het belangrijkste is toch wel dat ook zij de keuze zullen maken om Jezus te volgen en Hem lief te hebben. We proberen hun het christelijk geloof voor te leven door trouw te zijn in de kerkgang, Bijbellezen aan tafel en daarover doorpraten, muziek maken en zingen.
Het christelijk geloof geeft mij energie om de discussies in het parlement aan te gaan, zeker ook over medisch-ethische thema’s. Ook in de manier waarop ik omga met mijn collega’s wil ik iets laten zien van mijn christen-zijn: liefde uitstralen, geduld hebben, zoeken naar wijsheid en vriendelijkheid betrachten.
De Bijbel geeft ook een reeks voorbeelden van de manier waarop we met elkaar moeten omgaan. Uit het boek Leviticus kun je afleiden dat we naar de armen moeten omzien. Op het land moest een rand koren voor hen blijven staan. En hoe hameren de profeten in het Oude Testament er niet op dat God wil dat het volk Israël recht en gerechtigheid doet? Dat is een boodschap voor de kerk, maar ook voor de politiek.
Als aan mij de vraag wordt voorgelegd of religieuze argumenten de doorslag mogen geven in het politieke debat, ben ik daar terughoudend in. Het staat voor mij buiten kijf dat mijn geloof in God allesbepalend is voor mijn leven en dus ook voor mijn politieke werk. Als het gaat om het politieke debat hier, dan is het elke dag weer de uitdaging om je religieuze overtuiging maatschappelijk relevant te maken. Als je dat niet doet, krijg je een debat in de trend van: „Ik ben tegen omdat de Bijbel dat leert.” Maar dan zeggen niet-gelovigen: „Ik heb geen boodschap aan de Bijbel en dus geen interesse in jouw verhaal.” Als ik mijn geloofsovertuiging weet te verbinden aan maatschappelijke argumenten en het op die manier relevant weet te maken, krijg je debat en de mogelijkheid om de ander de overtuigen. Daar gaat het toch om in de politiek? ”
Dit is het zevende deel in een serie artikelen over geloof en politiek. Zaterdag het slotartikel.