Grondspeculatie geen overheidstaak
Het speculeren met grond is geen overheidstaak, vinden Floor Vermeulen en Peter Overwater.
De overheid heeft zich jarenlang rijk gerekend met het aankopen van grond voor onder andere woningbouw. Door deze grond later tegen een hogere prijs door te verkopen aan ontwikkelaars dachten gemeenten en provincies allerlei leuke en belangrijke zaken te kunnen financieren.
Nu de huizenmarkt is vastgelopen blijkt de grond opeens veel minder waard te zijn dan gedacht. Links en rechts worden er gaten geslagen in voorheen solide begrotingen. Onderzoeken naar het handelen van lokale bestuurders volgen elkaar inmiddels in rap tempo op.
Eén zaak is wel vast komen te staan: grondspeculatie is geen overheidstaak. De belastingbetaler betaalt immers de rekening als het misgaat.
Sinds jaar en dag speelt de overheid een belangrijke rol in de ruimtelijke ordening van ons land. Oorspronkelijk door de aanleg van wegen, spoorlijnen en kanalen waarlangs dorpen zich konden ontwikkelen en steden zich met elkaar konden verbinden.
Vandaag de dag bepalen Rijk, provincies en gemeenten in onderlinge samenhang waar wel en waar niet gebouwd mag worden, waar wegen worden aangelegd en waar plaats is voor recreatie en natuur.
Grote ruimtelijke ontwikkelingen kunnen alleen plaatsvinden als de overheid daarmee heeft ingestemd. Dat is ook een belangrijke taak, want ruimte is een schaars goed in ons land. Als de overheid niet ordenend zou optreden, zou het snel een rommeltje worden. Niemand twijfelt aan de meerwaarde van ruimtelijke ordening als kerntaak van de overheid.
Een nieuw en populair verschijnsel is dat de overheid verder gaat dan het ordenen en ook gaat ontwikkelen.
Laten we een voorbeeld geven: de fictieve gemeente Zwanenweide heeft plannen om een nieuw bedrijventerrein aan te leggen aangrenzend aan een bestaand terrein. De grond is eigendom van een aantal agrarische ondernemers. Zwanenweide besluit om de grond, of een deel daarvan, zelf aan te kopen in de hoop hiermee winst te maken.
In plaats daarvan had de gemeente zich kunnen beperken tot het aanwijzen van deze grond als toekomstig bedrijventerrein. Private ontwikkelaars hadden vervolgens de grond van de boeren gekocht en er een bedrijventerrein van gemaakt. Door de keuze van de gemeente wordt een speculatieve onderneming, want dat is het, nu een overheidsaangelegenheid.
Het ging de overheid bij de participatie in de ontwikkeling van woonwijken, bedrijventerreinen en andere projecten lange tijd voor de wind. Uit de winst die werd behaald, konden belangrijke zaken worden betaald zoals de aanleg van infrastructuur of zelfs onderwijs en sociaal beleid.
In de gemeentelijke en provinciale begrotingen hield men echter rekening met de winst die nog niet eens binnen was.
Onder de huidige marktomstandigheden is de vraag naar grond voor de bouw van woningen of andere ontwikkelingen vrijwel geheel weggevallen. De grond kan in veel gevallen niet meer verkocht worden voor de prijs waarop was gehoopt. Dit heeft als consequentie dat gemeenten, zoals in het hiervoor gegeven voorbeeld, geconfronteerd worden met een gat in hun begroting en stevig moeten bezuinigen of de belastingen moeten verhogen om het hoofd boven water te houden.
De crisis is op deze manier voor sommige overheden dubbel zuur, want rijksbezuinigingen komen al hard aan. Het leert ons echter wel dat grondspeculatie geen overheidstaak is.
Uiteraard hebben Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen een rol als het gaat om de aankoop van grond voor vitale infrastructuur in het algemeen belang. Dat is een kerntaak waaraan niemand twijfelt, maar daarmee houdt het ook op. De rest gaat het overheidshuishoudboekje te buiten en dient te worden overgelaten aan de markt.
De auteurs zijn respectievelijk fractievoorzitter en Statenlid voor de VVD in Zuid-Holland.