„Nestgeur refoschool moet leiden tot betrokkenheid”
GOUDA – Reformatorische scholen moeten hun leerlingen beter oefenen in kritische zelfreflectie en het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. De nestgeur van deze scholen stimuleert op dit moment eerder passiviteit dan betrokkenheid.
Dat zei dr. Bram de Muynck, lector onderwijs en identiteit aan Driestar hogeschool, dinsdagmiddag in Gouda. Hij sprak op een symposium over het thema: ”Identiteit, meer dan nestgeur?”
Uit diverse onderzoeken blijkt volgens De Muynck dat identiteit voor „veel mensen” op reformatorische scholen hetzelfde is als nestgeur. „Dit kan leiden tot een vreemd soort isolement. Een meisje kan zich op de refoschool niet thuis voelen omdat ze van de PKN is en het grootste deel van de kinderen van de Gereformeerde Gemeenten is. Nestgeuren horen bij groepen, groot of klein. Iedere groep houdt de leden bij elkaar door de nestgeur. Daardoor voel je je veilig.”
Volgens De Muynck moet juist voor reformatorische christenen identiteit meer zijn dan nestgeur. „Een christelijke identiteit verwijst naar iets anders, iets hogers, naar iemand, naar Christus. Als je dat beseft, dan wil je niet meer dat identiteit slechts een sociologisch fenomeen is.”
De Muynck verwees naar zijn eigen ervaring toen hij als reformatorische jongen op het christelijk lyceum in Goes kwam. „Het was een leuke school, ik voelde me er best snel thuis. Toch waren er veel momenten waarop ik me onbehagelijk voelde. Ik hoorde de leraren bidden. Sommigen deden dat niet en zeiden lelijke dingen over het geloof en de zware kerken. De woorden die ze gebruikten, waren anders, de toon was anders. Het was niet zoals thuis. Ik betitelde sommige dingen als fout als ik ze niet herkende.”
Mensen krijgen niet alleen een nestgeur mee van thuis, maar hebben die ook nodig om bij een groep te horen. De Muynck: „De identiteit van een groep heeft de neiging zichzelf te versterken. Een groepsgevoel wordt versterkt als je je afzet tegen de andere groep. Ik herinner me dat van de lagere school. De openbaren waren stinksigaren. En daardoor waren wij op de christelijke school gewoon een betere school. Geen enkele groep ontkomt aan dit mechanisme, ook christelijke groepen niet. Zo kunnen CU’ers zich afzetten tegen SGP’ers en refo’s tegen evangelischen, of andersom.”
Kijkend naar de nestgeur van reformatorische scholen signaleerde De Muynck twee kwetsbare plekken. „De leerlingen leren nauwelijks kritisch te reflecteren op zichzelf en zijn niet gewend hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen.”
De Goudse lector riep de scholen op aan beide zaken meer aandacht te geven. „Er zijn al goede aanzetten: discussies met leerlingen van andere scholen, debatwedstrijden en ontmoetingen met Tweede Kamerleden. Het reformatorisch onderwijs doet er goed aan dit arsenaal aan mogelijkheden verder uit te breiden.” De Muynck sprak de vrees uit dat leerlingen nu vaak „weerloos worden gemaakt in plaats van weerbaar.”
Wat de maatschappelijke verantwoordelijkheid betreft, verwees de lector naar de samenwerking tussen Driestar hogeschool en Woord en Daad. „Internationale contacten in ontwikkelingslanden laten zien dat juist christelijke scholen zich kunnen onderscheiden door het nemen van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ze zijn er om de welvaart te verbeteren en rechtvaardigheid in de samenleving te realiseren.”
Leidt zijn pleidooi niet tot „een Kuyperiaanse geest van wereldverbetering”, vroeg De Muynck zich af. „Raken we de binnenkamer kwijt? Daar liggen we bloot voor. Kijk maar naar het enthousiasme wat zich meester maakte van de SGP-jongeren toen ze premier Rutte binnenhaalden. Macht en invloed is aantrekkelijk. En daar gaat het natuurlijk niet om. Verantwoordelijkheid nemen betekent, antwoordend ten opzichte van God je werk doen. En daar heb je de binnenkamer voor nodig.”