Dibi (GroenLinks): Ik kan niet tegen regeltjes
GroenLinks-Kamerlid Dibi noemt zich moslim maar bezocht na zijn tienerjaren niet vaak meer een moskee. „Ik kan niet tegen regeltjes en heb een enorme vrijheidsdrang.”
Op de vraag of hij moslim is, aarzelt de politicus geen moment: „Volmondig: ja.” Een nadere omschrijving van zijn geloof geven, vindt Tofik Dibi (1980) lastig. „Ik zeg zelf altijd: ik ben een vríje moslim.”
Naar de moskee gaat Dibi, Marokkaanse Nederlander, geboren en opgegroeid in Vlissingen, weinig. „Ergens rond mijn 13e ging ik vaker. Van mijn vader en moeder, die redelijk vrijzinnig waren, hoefde ik niet. Ik ging met vrienden mee. Zij móésten er van hun ouders heen. Ik vergezelschapte ze, uit nieuwsgierigheid, om te ervaren hoe het is om het geloof met een groep te beleven.”
Het beviel hem niet. „Die periode was vrij snel voorbij. Ik ben zeer antiautoritair ingesteld, kan niet tegen drang en dwang. Vandaar dat ik vorig jaar september, tien jaar na de aanslag op de Twin Towers, kwam met mijn Final Fatwa: „Moslims moeten voor zichzelf gaan denken en hun geloof in vrijheid belijden.””
Maar religieus is hij wel degelijk. „Er zijn in mijn leven verschillende momenten geweest dat ik het gevoel had contact te hebben met Allah. Bijvoorbeeld rond de dood van mijn vader. Wat dat is? Dat is moeilijk in woorden te vatten. Maar ik heb er veel uitgehaald. Het is op dat moment het enige waaraan je je nog vast kunt klampen.”
Dat de islam iets voorheeft op andere godsdiensten, wil Dibi niet beweren. „Toen ik jong was en in Vlissingen op een rooms-katholieke lagere school zat, wist ik meer van de Bijbel dan van de Koran. De geschiedenis van de barmhartige Samaritaan vond ik prachtig. Later ben ik ook de Koran wel gaan lezen.”
Wat hem in de islam aanspreekt, zijn dezelfde basiswaarden die hij ook in christendom en jodendom en bij veel atheïsten aantreft. „Rechtvaardigheid, eerlijkheid, medemenselijkheid. Dat mensen van het Leger des Heils, toen mijn ouders gescheiden waren en ik met mijn moeder en broers in Amsterdam woonde, met Kerst langskwamen en een envelop met inhoud achterlieten, vond ik fantastisch. Maar vanuit mijn persoonlijke levensgeschiedenis is het voor mij dus de islam geworden.”
GroenLinks mag dan bekendstaan als een religiekritische partij, hijzelf heeft, zegt hij, altijd de rechten van gelovigen verdedigd. „Natuurlijk mogen mensen in debatten religieuze argumenten gebruiken. Waarom niet? Iedereen redeneert vanuit zijn eigen levensbeschouwing.”
Dat hij een hekel heeft aan autoriteit neemt niet weg dat hij erkent dat geloofsgemeenschappen intern hun eigen regels mogen stellen. Tot op zekere hoogte, althans. „Het beginsel van de gelijkwaardigheid van alle mensen mag niet worden aangetast. Daarom vind ik dat scholen geen docenten mogen weigeren die de grondslag van de school onderschrijven, maar er wel openlijk een andere levensstijl op nahouden.”
Dat betekent niet dat je de gelijkwaardigheid van mensen altijd via wetten moet afdwingen. „Op dit punt heb ik een ontwikkeling in mijn denken doorgemaakt. Het debat over de rituele slacht was voor mij een eyeopener. Als je werkelijk geïnteresseerd bent in de óplossing van een probleem, moet je het eerst proberen zonder een wettelijk verbod. Want wat heb je eraan als je een Kamermeerderheid achter je hebt, maar je de groep waarom het gaat niet werkelijk hebt overtuigd?”
Dat geldt volgens hem ook voor scholen die docenten met een homoseksuele leefwijze willen weren. „Ik zou zeggen: laten we eerst met die scholen in gesprek gaan.”
Het stoort Dibi als in maatschappelijke of politieke debatten alleen de zwarte kant van religie wordt benadrukt. „Neem het debat over het rapport van de commissie-Deetman. Het gevaar dreigt dan dat hele groepen mensen worden veroordeeld vanwege wandaden van enkelingen. Daar verzet ik me tegen. Ik zeg vaak: Religie haalt het mooiste én het slechtste in mensen naar boven.”
Niet generaliseren, maar nuanceren, is het motto van Dibi. „Het is mij te gemakkelijk om alle godsdiensten over één kam te scheren. Zo van: in elke godsdienst zit wel iets goeds en iets kwaads. Nee, er is verschil. Zo verdient in onze tijd de islam extra aandacht. Het christendom heeft een bepaalde emancipatie en ontwikkeling doorgemaakt, die in de islam vaak nog ver te zoeken is.
Ik zeg: vaak. Want ook hier moet je –zoals de PVV doet– niet generaliseren. Toen ik met mijn Final Fatwa kwam, kreeg ik veel reacties van jonge moslims. Die zeiden allemaal: Blijf dit uitdragen, Tofik, want dit is de manier waarop wij, jonge moslims, allang in het leven staan.”
Dit is het zesde deel in serie artikelen over geloof en politiek.