De levensdraad in één keer afgebroken
„U hebt kanker.” Deze korte boodschap zet het leven van mensen op z’n kop, merkt ds. L. Terlouw. Geregeld bezoekt hij gemeenteleden die de gevreesde ziekte hebben. „Het is belangrijk mens te zijn naast de zieke, je geraakt te weten door zijn lijden.”
Het laat ds. Terlouw, predikant van de gereformeerde gemeente in Barendrecht, niet onberoerd als hij ziet welke impact de diagnose kanker heeft. „Het leven schudt op z’n grondvesten. De levensdraad wordt in één keer afgebroken. Hoe zal het verder gaan? Dat brengt ook bij de vraag: Waar vind ik antwoord in de nood?”
Als ds. Terlouw –vandaag hoofdspreker op de landelijke contactdag van de stichting Winst uit verlies– hoort dat een gemeentelid een slechte uitslag heeft gekregen, probeert hij hem zo snel mogelijk te bezoeken. „De reacties die je hoort, lopen sterk uiteen. Soms kunnen mensen het niet bevatten dat ze de gevreesde ziekte hebben, omdat ze niets voelen. Dat is anders dan bij een hersenaandoening of hartproblemen die je aan den lijve ondervindt. Het kost tijd om de werkelijkheid dat je kanker hebt onder ogen te zien. Sommigen denken in eerste instantie zelfs dat de arts zich heeft vergist.”
De predikant leeft niet alleen mee als gemeenteleden de boodschap van de arts net te horen hebben gekregen, maar ook in de tijd die daarop volgt. „Mensen leven vaak tussen hoop en vrees. Is een behandeling mogelijk? En als ze chemokuren ondergaan via een vloeistof of tabletten: wat zal het uitwerken? Soms komt er een periode van rust als een uitslag goed is, maar wanneer er een nieuwe controle komt, stijgt de spanning weer.”
Ds. Terlouw, die diverse pastorale boeken op zijn naam heeft staan, benadrukt dat het belangrijk is om naar het verhaal van de patiënt te luisteren. „Laat de ander maar vertellen. Ik luister heel lang, ook als mensen de ernst van de situatie ontkennen. Als ik dat bemerk, vraag ik na enige tijd voorzichtig: En als het wél waar is, wat dan?”
Patiënten kunnen soms „vluchten in een behandeling en zelfs een experimentele aanpak nog als laatste strohalm aangrijpen.” Het tekent volgens de predikant de drang van ieder mens om te leven. „Soms zie ik daarin iets van het dood zijn voor de dood, dat mensen niet onder ogen willen zien dat ze voor Gods rechterstoel moeten verschijnen. Het is belangrijk om dat, als de patiënt is uitgepraat, ter sprake te brengen. En dan ook te wijzen op Psalm 68: bij de Heere zijn uitkomsten tegen de dood. Dat is een boodschap voor wederhorigen.”
Vroeg of laat confronteert kanker de patiënt met vragen rond het levenseinde. „Als je als predikant op bezoek komt, voelen mensen wel aan dat het ook gaat om zaken rond de eeuwigheid. Wat betekent het om een leven lang onder Gods Woord te hebben verkeerd? Soms blijkt dat geen waarde te hebben gehad. Mensen gingen alleen uit gewoonte naar de kerk, zijn nooit innerlijk geraakt. Sommigen zitten daar zelf ook mee. Dan probeer ik vanuit het Woord wat sturing te geven.”
Een enkele keer maakt de predikant, voorheen pastoraal werker in verpleeghuis Salem in Ridderkerk, het mee dat de zieke een getuigenis mag geven van de hoop die in hem of haar is. „Dan klinken bijvoorbeeld de woorden: „Als ik, omringd door tegenspoed, bezwijken moet, schenkt Gij mij leven.” Het is, ook na ontvangen genade, niet vanzelfsprekend dat je dat kunt zeggen. Alleen genade doet buigen en bukken. Dat is iets anders dan berusten in je lot. Dat kan iemand uit de wereld ook.”
Vaak slaat de predikant tijdens bezoeken aan een kankerpatiënt de Psalmen open. „Dat is echt een geestelijke apotheek. Denk bijvoorbeeld aan Psalm 102: „Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw.” Of Psalm 73: „Al bezwijkt mijn vlees en hart…” Ook gedeelten uit Job, Klaagliederen, Jeremia en de evangeliën lees ik geregeld.”
De predikant bidt „in eerste instantie” vaak met de zieke om genezing en een zegen over de middelen. „Als blijkt dat het daarna toch achteruitgaat, is het belangrijk dat ter sprake te brengen. Ik vraag dan niet alleen: Hoe gaat het? maar ook: Hoe denkt u dat het verder zal gaan? En waar bidt u nu nog voor?”
Het komt voor dat een ernstig zieke erop wijst dat de Heere een wonder kan doen. „Zeker, God doet wonderen op het gebed van de gemeente. Daarvoor mag en moet Hem de dank worden gebracht. Maar als je bidt om genezing moet je er wel achteraan zeggen: Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.” Als de gezondheidssituatie verslechtert, moet de patiënt die realiteit eerlijk onder ogen zien. „Het is mooi als iemand dan uit zichzelf zegt: „Ik heb vijftig jaar op deze aarde mogen leven, maar ik heb er geen recht op.” De Heere is niet verplicht om te genezen.”
Wie met een patiënt spreekt, moet bedacht zijn op een aantal valkuilen, merkt ds. Terlouw op. „Je moet bijvoorbeeld niet over andere ziektegevallen praten, daarmee soms valse hoop gevend. De een praat over een familielied die dezelfde vorm van kanker had en die beter is geworden. De volgende zegt: „Ik ken een persoon die het ook had en dat heeft niet lang geduurd.” Een patiënt zei eens: „Als het bezoek weggaat, loopt het bloed soms van de trapleuning af. Al die verhalen heb ik niet nodig.””
Mensen wijzen een zieke er soms al te gemakkelijk op dat hij niet moet vragen naar het waarom, maar naar het waartoe. „We zouden veel meer zoals de vrienden van Job zeven dagen onze mond moeten houden, en alleen moeten kijken en luisteren naar de ander in plaats van allerlei rechtzinnige opmerkingen te maken. De vrienden van Job deden dat laatste uiteindelijk ook, maar de toepassing was verkeerd.”
In de laatste levensfase bezoekt ds. Terlouw de zieke vaak dagelijks. „Ik zal dan altijd lezen en een gebed doen, waarin ik de ernst van de situatie onder ogen zie en erop wijs dat de Heere zondaren genadig kan zijn. Het gebed wordt steeds korter naarmate de situatie verder achteruitgaat. Maar ook als het lijkt dat iemand niets hoort of bijvoorbeeld vanwege de morfine slaapt, kan hij onder het lezen soms toch ineens de ogen even opslaan.”
Belangrijk vindt de predikant het gedurende het hele proces oog te hebben voor de gezinsleden van de zieke, „een vaak vergeten groep. Soms hebben we een driegesprek, waarbij behalve de zieke ook diens vrouw of man aanwezig is. Op andere momenten spreek ik de partner apart. Het is belangrijk ook deze te vragen hoe het gaat en of hij of zij het volhoudt.”
In dergelijke gesprekken geeft de predikant wel eens concrete, praktische adviezen. „Het kan nodig zijn mensen erop te wijzen dat ze zich niet moeten laten overlopen door bezoek. Je moet als man en vrouw ook rust zoeken om elkaar te spreken en bezig te zijn met het geestelijk welzijn. Het is niet nodig iedereen op visite toe te laten. Wees selectief en spreek bijvoorbeeld af dat een van de kinderen het bezoek regelt.”
In de loop der jaren zat ds. Terlouw aan veel ziekbedden. „Ik bid vaak: „Geef me ogen om te zien, een hart om op te merken, en wilt U mij de woorden in de mond geven.” Het is in het pastoraat belangrijk om mens te zijn naast de mensen, je geraakt te weten door het lijden van de ander. Als je iets van je emoties toont, ontstaan er vaak meer openingen voor diepgang in het gesprek, waarbij je ook het Woord kwijt kunt. De vrucht daarvan mag en moet ik aan de Heere overlaten.”
Lees ook: