Opinie

Christen ootmoedig maar niet somber over zichzelf

Hebben christenen een negatief zelfbeeld?

31 March 2012 08:59Gewijzigd op 14 November 2020 20:14
Ds. M.J. Kater  Foto RD
Ds. M.J. Kater Foto RD

„Liefde is het wezen van de ware godsdienst.” Dat klinkt aantrekkelijk. En dat is het ook voor wie christen is geworden. Geen christen kan echt terugverlangen naar de tijd dat hij geen christen was of alleen in naam. Toch kom je veel mensen van buiten de kerk en nogal wat (jongeren) binnen de kerk tegen, die als grootste bezwaar uiten: „Als christen moet je negatief tegen jezelf aan kijken.” Hebben christenen dan echt een negatief zelfbeeld? Is zelfontplooiing een ”vies” woord? Daarbij is in ieder geval de volgende vraag in het geding: wat is wezenlijk voor het christelijk zondebegrip?

Om te beginnen hebben christenen geen dualistische wereldbeschouwing, waarbij het kwaad (de zonde) een zelfstandig bestaan zou hebben. De christelijke overtuiging is dat de Bijbel niet begint bij Genesis 3, maar bij Genesis 1. De schepping is goed (Hebreeuws: ”tov”) en aan het eind van de zesde dag klinkt het ”zeer goed” (Gen. 1:31). Er is niet vanaf het begin een strijd tussen goed en kwaad in de mens of tussen een macht die op chaos uit is en een andere macht (God) die op kosmos (orde) uit is. De strijd tussen licht en duisternis begint pas na de zondeval. En dat is een strijd die de niet mens begint, maar God Zelf: „Ik zal vijandschap zetten…” (Gen. 3:15)

Goede en kwade neiging

In veel andere godsdiensten is wel sprake van een bepaald dualisme. Grofweg is dat als volgt te schetsen. Er is in ieder mens een kwade neiging en een goede neiging. Het komt er dan op aan dat deze goede neiging de kwade neiging leert bedwingen. En dan zo dat het negatieve saldo als resultaat van de kwade neiging gecompenseerd wordt door het positieve saldo 
van de goede neiging. Zo heb je binnen het boeddhisme de opdracht om voldoende ”karma” te verzamelen. Als je moslim bent, moet je ervoor zorgen dat het kwaad voldoende goed als tegenwicht krijgt in de weegschaal 
van Allah. Ook binnen het jodendom is het de bedoeling om door middel van het voortdurend leren uit de Thora onder aandrang van de goede neiging de onstuimig kwade neiging als het ware op te voeden.

Het is opvallend dat dergelijke religieuze dualistische opvattingen ook in de neurowetenschappen een plek krijgen. In HP De Tijd van 16 maart verwijst een hersenwetenschapper naar een training van frontale hersenkwabben bij misdadigers om impulsen te leren beheersen. „Het brein moet je zien als een team met rivaliserende spelers”, zegt deze wetenschapper. „De kern van die rivaliteit zit ’m in het dualisme tussen het rationele en het emotionele systeem, het verstand en het gevoel. Het leven is een strijdwagen die door twee paarden wordt getrokken: het witte van het verstand en het zwarte van de driften.”

Pelagius

Het is ook opvallend dat er niet zo heel veel mensen zijn die Pelagius –tegenover wie Augustinus de leer van de erfzonde verdedigde– serieus nemen. Dat kun je bij een wiegje nog wel denken: een baby als een onbeschreven blad. Maar de praktijk is te weerbarstig om echt vol te kunnen houden dat mensen het kwade alleen doen omdat ze verkeerde voorbeelden krijgen. De leus uit de 19e eeuw, ”Bouw scholen en je kunt de gevangenissen sluiten”, bleek toch te hoog gegrepen. Er zijn moordenaars die een uitstekende opvoeding genoten hebben. Er is bijvoorbeeld geen ouder die zijn kinderen leert liegen. Het gebeurt ook al voordat kinderen zelf bewust hebben gemerkt dat anderen in hun omgeving liegen.

Een ontwikkelingspsycholoog kan ons vertellen dat dit bij de ‘normale’ ontwikkeling van een kind hoort, maar dan blijft een mens blijkbaar in deze kinderschoenen steken. Een evolutiebioloog zal zeggen dat dit juist een symptoom is van het principe ”overleven van de sterkste”. Een christentheoloog zal vertellen dat dit een symptoom is van een onderliggend probleem: zonde als een „naar zichzelf toegebogen zijn” (Augustinus) en daarom relaties kwetsend en verbrekend. Het ”dikke ik” als een olifant in de porseleinkast van de schepping.

Realistisch

Christenen hebben een realistische kijk op de werkelijkheid. Er is geen wereldvisie die zo’n adequate verklaring geeft van de ellende op deze wereld als de christelijke. Het woord ”verklaring” dient wel tussen aanhalingstekens te staan, omdat het de schijn wekt alsof er niet iets raadselachtigs, onverklaarbaars en lugubers aan zonde is. De vraag ”Unde malum?” (waar komt het kwaad vandaan?) krijgt niet een bevredigend antwoord wanneer onze rede buiten God om de zonde dagvaart voor de rechtbank van ons rechtvaardigheidsgevoel.

Het christelijke zondebegrip is verder primair een zaak van relatie. Dat is naar mijn overtuiging het voornaamste aspect van de christelijke overtuiging van wat zonde is. Zonde is een begrip dat allereerst thuishoort in de relatie tussen God en mens. Zonde is zonde tegen God, het is het verbreken van de relatie met God. De concrete verschijningsvormen daarvan zijn ongeloof, ongehoorzaamheid, hoogmoed en opstand.

Het is daarom funest dat ook in christelijke kringen zonde vertaald wordt als ”verkeerde dingen doen” en ”fouten”. Dat doet tekort aan de ernst van de zonde. Al zou het waar zijn dat ik van mijn leven geen kwaad heb gedaan, dan nog is een mens zondaar. Hij zondigt, zolang hij God niet liefheeft. Een zondaar kan een kei in natuurkunde zijn, twee gouden handen hebben en over zeer goede communicatieve vaardigheden beschikken. Als een leraar een leerling prijst: „Goed gedaan, man!” dan ontkent hij daarmee dus niet dat een mens van nature geneigd is om God en zijn naaste te haten. Deze visie op zonde kan ons zo behoeden voor een negatief zelfbeeld.

Bevrijdend

Kijkt een christen negatief tegen zichzelf aan? Een christen denkt groot over de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. In dat licht denkt hij klein over zichzelf. Hij erkent de schuld van de zonde en kent de macht van de zonde. Hij zucht onder zijn ”tweemens”-zijn, tegelijk begenadigde en zondaar. Maar hij weet dat dit niet twee natuurlijk rivaliserende krachten in hem zijn. Dat is het bevrijdende: „De Geest begeert tegen het vlees” (Gal. 5:17). Een slechts moraliserend christendom maakt somber. Behouden worden is het werk van God. In dat licht heeft een christen alle reden om optimistisch te zijn. Je valt er immers ”zelf” buiten.

Dr. M. J. Kater, christelijk gereformeerd predikant te Sint Jansklooster en docent apologetiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.

Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl

Verder lezen over dit onderwerp

B. Wentsel, ‘De breuk in de gemeenschap - om de zonde’, in: Gegrond geloof (Zoetermeer 1996), 197-228.

J. van Genderen, Beknopte gereformeerde dogmatiek (Kampen 1992), 354-401.

K. Runia, Schuldig hoezo? Over schuld en vergeving (Kampen 1992)

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer