Commentaar: Viering Bevrijdingsdag vraagt om andere invulling
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei bestaat 25 jaar. Er werd dinsdag officieel bij stilgestaan tijdens een bijeenkomst in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Het daar gepresenteerde lustrumboek ”Breekbare dagen. 4 en 5 mei door de jaren heen” gaat in op de twee kernwoorden die onlosmakelijk met de beide data verbonden zijn: herdenken en vieren. Opvallend is de spiegel die de in ons land wonende Amerikaanse hoogleraar James Kennedy zijn medelanders in het boek voorhoudt: Nederland slaagt er wel in collectief te herdenken, maar niet collectief te vieren.
De nationale herdenking op 4 mei op de Dam in Amsterdam is boven alle kritiek verheven. Elk jaar trekt de plechtigheid 20.000 mensen uit het hele land, van allerlei leeftijd, religie, rang en stand. Daarnaast volgen miljoenen mensen de herdenking via de televisie. Gevraagd naar reacties van bezoekers valt steevast het woord „indrukwekkend.” Na ruim 65 jaar vrijheid is er nog steeds het collectief bewustzijn dat er voor die vrijheid een dure prijs moest worden betaald en dat zoiets nooit vergeten mag worden.
Anders ligt het met 5 mei. Hoewel nog steeds een nationale feestdag ontbreekt het die dag aan een doel, aan rituelen, constateert Kennedy. Iedereen doet die dag waar hij zin in heeft. Er is geen landelijke, bezinnende bijeenkomst zoals op 4 mei. Op veel plaatsen wordt Bevrijdingsdag ingevuld met het optreden van popgroepen en heeft de viering het karakter van een plat volksfeest. Dat is het gevolg van verlegenheid. Eigenlijk weten we met die dag geen raad.
Het zou mooi zijn als het nationaal comité zijn 25-jarig bestaan aangrijpt om eens kritisch na te denken over de invulling van Bevrijdingsdag. Temeer omdat uit enquêtes blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking hecht aan zowel de herdenking van 4 mei als de viering van 5 mei. Natuurlijk is er een belangrijk verschil tussen die twee. Het herdenken van oorlogsslachtoffers zet een ander stempel op activiteiten die worden georganiseerd dan het vieren van vrijheid. In beide gevallen echter moet waardigheid voorop staan.
De vraag dient zich aan of de viering van Bevrijdingsdag niet is gebaat bij een duidelijker doel, een samenbindend ritueel. En: Hoe kunnen de kerken hierbij een rol spelen? Hoewel hun rol gemarginaliseerd is ten opzichte van 65 jaar geleden, is het niet verkeerd als zij zouden meedenken over een andere invulling van Bevrijdingsdag. Het zou een waardevol getuigenis kunnen zijn in de samenleving. Dan moet ook de vraag gesteld worden: Wat hebben wij al die jaren met de vrijheid gedaan?
Door die vraag te stellen, maken de kerken misschien niet direct vrienden. Maar is de viering van 5 mei zoals die nu plaatsvindt, eigenlijk niet een deel van het antwoord? Dat het anders kan, bewijst de dodenherdenking op 4 mei. Het is opvallend dat religieus geladen liederen bij die plechtigheid –niet alleen op de Dam, maar overal in het land– nog steeds een prominente plaats hebben, ondanks het feit dat wellicht het merendeel van de aanwezigen er inhoudelijk weinig of niets mee heeft. Waarom zou zoiets op 5 mei niet kunnen?