Commentaar: De pyrrusoverwinning van D66
Ruim 55 jaar nadat de eerste staatscommissie zich boog over het vraagstuk of het wenselijk is dat de kabinetsformateur niet meer door de koningin wordt aangewezen, is het dan zover. Een ruime meerderheid van de Tweede Kamer is het eens geworden dat hij zelf voortaan een formateur kiest.
Met een simpele wijziging van het eigen reglement van orde heeft de Kamer de koningin buiten spel gezet. Bij volgende parlementsverkiezingen zal de Tweede Kamer binnen een week na installatie van de nieuwe volksvertegenwoordigers debatteren over de verkiezingsuitslag. Vervolgens zal hij dan zo snel mogelijk een of meerdere (in)formateurs aanwijzen en die dan ook een opdracht meegeven.
D66 is opgetogen over deze reglementswijziging. Vanaf haar intrede in de politieke arena, midden jaren zestig van de vorige eeuw, heeft ze gevochten voor aanpassing van de procedure bij de formatie. Met steun van progressieve partijen (PvdA, SP, GL en PvdD) en conservatieve (PVV) heeft ze de buit binnengehaald.
In ieder geval bleek maandag dat ook Pechtold niet vies is van samenwerking met Wilders als hij daar voordeel van heeft. Misschien dat hij zijn hoge toon richting de coalitiepartners op het punt daarom eens wat zou kunnen matigen.
Het jarenlang streven van D66 om bij de formatie de rol van het staatshoofd terug te dringen is door deze partij altijd verdedigd met het argument dat in de politiek volstrekte transparantie nodig is. Van achterkamertjes op het Binnenhof of in het paleis moet ze niets hebben. Dat klinkt ook goed. Want achter dichte deuren kan gemakkelijk gekonkeld worden.
Toch is dat niet het enige. Met name binnen D66 is er een antimonarchistische stroming die zich feitelijk wil ontdoen van het koningschap. Het besluit van maandag is in dat streven een belangrijke stap. Merkwaardig is dat de PVV hetzelfde lijkt te willen. Beseffen Pechtold en zijn grote tegenstrever echter niet dat met het wegwerken van het vorstenhuis ook de belangrijke historische wortels worden doorgesneden?
Overigens is het nog maar de vraag wat er in werkelijkheid terechtkomt van het besluit om bij de formatie de rol van de Kamer te vergroten en die van het staatshoofd te elimineren. Sinds de motie-Kolfschoten uit 1971 heeft de Kamer de mogelijkheid het initiatief te nemen bij de formatie. Feitelijk is daar nooit echt gebruik van gemaakt. Drie staatscommissies hebben sinds de jaren zestig voorstellen gedaan om de positie van het parlement bij de formatie te versterken.
Het heeft niets opgeleverd. Alles bleef bij het oude. Niet omdat de wens dat de Kamer meer invloed had op de formatie verflauwde. Wel omdat in de praktijk bleek dat de werkelijkheid weerbarstiger is dan de mooie theorie luidt. Zeker bij verkiezingsuitslagen zonder duidelijke meerderheden, en die zijn er in Nederland meestal, blijkt het nodig dat een enigszins onafhankelijk iemand een knoop doorhakt. Dat heeft het verleden bewezen. Dat zal de toekomst waarschijnlijk steeds weer opnieuw uitwijzen. D66 heeft een overwinning behaalt, maar de geschiedenis kent ook pyrrusoverwinningen.