Prentenboek over koorts in samenwerking met Sophia Kinderziekenhuis
„Als je koorts hebt, zitten er heel kleine beestjes in je bloed. Daar vecht je lichaam tegen”, legt dokter Duuk uit. „Ik wil niet vechten”, zegt Varkentje. „Ik ben moe.” Zijn lip trilt. „In je bloed zitten kleine riddertjes”, zegt dokter Duuk. „Zij vechten voor jou. Maar je krijgt het er wel warm van. Dat heet koorts.”
Illustrator Marianne Witvliet, ook schrijver van kinderboeken en romans, is er een beetje ondersteboven van. De afdeling spoedeisende hulp van het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam is omgetoverd tot Varkentjeparadijs. „Op alle deuren staat Varkentje! Enorm opgeblazen, je ziet heel goed hoe grillig de lijnen van mijn kroontjespen zijn.” Het is háár Varkentje, uit het pas verschenen ”Varkentje heeft koorts”.
Het boek is geschreven door Witvliets dochter Nelleke Scherpbier, in samenwerking met arts-onderzoeker Ruud Nijman, zoon van een vriendin van Witvliet. Het ziekenhuis zet het boek in als promotiemateriaal. Vandaar dat Varkentje een behandeling krijgt die een klassiek boekheld past.
”Varkentje heeft koorts” is een aandoenlijk verhaal dat dankzij de vele details en het grappige slot dicht bij de kinderwereld blijft. Omdat de koorts bij Varkentje aanhoudt, pakt Mama hem dik in („Ik lijk net een cadeau”) en gaat met hem naar de spoedeisende hulp („Varkentje wil wel naar de dokter maar hij is ook een beetje bang”). Daar zien ze een gewonde eend die later binnenkomt maar vóór hen naar de dokter mag („Waarom mag Eendje nu al? (…) Wij zijn toch aan de beurt?”). Als Varkentje uiteindelijk bij dokter Duuk mag komen, legt die hem uit wat koorts is, laat hij hem oefeningen („kunstjes”) doen, prikt bloed („Loop ik dan leeg?”) en geeft medicijnen mee. Een week later mag Varkentje terugkomen en laat hij de dokter zien dat hij ook een kunstje kan: de koprol.
Een varken als hoofdpersoon, een zuster als een gans, een hond als dokter. Waarom koos u voor dieren?
„Ruud Nijman wilde sowieso graag dieren als hoofdpersoon. Hij opperde een krokodil als dokter. Maar ik vind dat een dokter iets vriendelijks moet uitstralen, iets vertrouwds. Dus werd het een soort golden retriever, met de blonde krullen van Ruud. Over de gans hebben we getwijfeld. Ik denk dat sommige verpleegkundigen zich eraan zullen storen. Alsof ze domme gansjes zijn. Voor mezelf heb ik het omgekeerd: ik dacht vooral aan Moeder de Gans, aan vleugels om te beschermen, aan het vermogen te koesteren.
Een dier is voor een kind een afgeleide, een soort knuffel. Als je een kind tekent, ziet een lezer meteen zichzelf. In het tekenen van kinderen ligt ook zeker niet mijn kracht. Bij de dieren ging alles me heel makkelijk af: het laten zien van emotie, de momenten van pijn… Ik heb ontdekt dat ik oneindig veel plezier heb ik het tekenen van dieren.”
De tekeningen met een kader erom, de streepjesbroek van de hoofdfiguur, het boek doet denken aan Kikker van Max Velthuijs.
„Mijn boekenkast staat vol boeken, maar het valt me op dat mijn kleinkinderen altijd weer iets van Velthuijs kiezen. Zijn tekeningen hebben weinig dynamiek en nauwelijks details. Maar de gezelligheid, de geborgenheid die zijn tekeningen uitstralen! Met de steeds terugkerende bos bloemen, de theepot. Die warmte past geweldig bij dit verhaal over ziek zijn.
Ik ben ook niet goed in enorme tekeningen over de hele pagina. Dus deze omkaderde prenten zijn heel overzichtelijk voor me. Velthuijs speelt er af en toe mee door geen kader te gebruiken. Dat wilde ik niet. Varkentje is geen kopie van Kikker. Ik voeg juist wél weer details toe, zoals de knuffel van Varkentje op elke plaat. Voor mij is dit boek een beetje een hommage aan hem. Niet voor niets hangt er een Kikkerprent aan de muur op een van de platen.”
Waarom dan ook een Varkentje – bekend uit Velthuijs’ werk?
„Ruud Nijman koos een varken als hoofdpersoon. En het boek is zijn idee, het onderzoek zijn onderzoek, dus ik vond dat die eer aan hem was. Zelf zou ik voor een andere naam –Bigje, Knor?– zijn gegaan, maar ik ben niet de schrijver. Ons Varkentje heeft trouwens veel kleinere oortjes en is een echt dikkerdje. Bij Varkentjes mag dat. Ook mama Varken heeft een enorme omvang. Dat levert mooie composities op: moeder vult gewoon de halve pagina. Heerlijk, zo’n enorme jurk! En natuurlijk maak ik met Varkentje meteen een knipoog naar een andere favoriet: Ernest H. Shepard met zijn Knorretje.”
Krijgt Varkentje een vervolg?
„Het is wel de bedoeling. Waarschijnlijk gaan we een ”Varkentje wordt geopereerd” maken, dat opperde het hoofd spoedeisende hulp al. Ik vind dat medische heel leuk. Op mijn zesde besloot ik zuster te worden en ik heb inderdaad twaalf jaar als verpleegkundige gewerkt. Nu, op mijn zestigste, heb ik nog steeds dezelfde drive. Ik vond het geweldig om in Rotterdam kinderen met slangetjes in het lijf zo blij te zien tekenen tijdens de boekpresentatie. Tegelijk is er ook een andere kant: het enige kamertje op spoedeisende hulp waar geen platen van Varkentje hangen is de kamer waar ouders van een kind dat is gereanimeerd komen, als het niet goed gaat. Dat gebeurt ook. Zo aangrijpend.”
Boekgegevens
”Varkentje heeft koorts”, door Nelleke Scherpbier, Ruud Nijman en Marianne Witvliet (ill.); uitg. Mozaïek Junior, Zoetermeer, 2012; ISBN 978 90 239 9408 4; 36 blz.; € 9,90.
Drinken, spelen, vlekken, plassen
„Een uit de hand gelopen hobby”, noemt arts-onderzoeker Ruud Nijman –betrokken bij de onderzoeksgroep besliskunde op de spoedeisende hulp van het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis– het boekje ”Varkentje heeft koorts”. Tijdens presentaties op bijvoorbeeld congressen of scholen miste Nijman, die onder meer onderzoek doet naar alarmsignalen bij koorts, materiaal om zijn praatje te visualiseren. Hij zocht contact met Marianne Witvliet en samen ontwikkelden ze het karakter Varkentje. Uiteindelijk is daar een boekje uitgerold, ook omdat de onderzoeksgroep intussen zocht naar goed voorlichtingsmateriaal over kinderen en koorts. Nijman schreef het eerste concept voor de verhaallijn en vertelde wat er vanuit onderzoeksoogpunt in moest.
Vooral ouders moeten goed weten wat alarmsignalen zijn bij kinderen met koorts, benadrukt de arts-onderzoeker. „Een huisarts kan vaststellen dat er niets aan de hand is. De ziekte is dan in een te vroeg stadium om alarmsignalen op te pikken. Het kind kan thuis zieker worden en dan is het belangrijk dan ouders daarop inspelen.” Signalen zijn niet drinken, niet spelen, niet plassen en het verschijnen van vlekken of stippen, leert het verhaal. Maar ook als een kind anders ziek is dan anders is dat een alarmsignaal, staat in de informatie voor ouders achter in het boek. Nijman: „Als een ouder zegt: Ik vertrouw het niet, dan is dat een belangrijk signaal. Wat we vooral willen bereiken is dat ouders aan de bel trekken als de zieke achteruitgaat.”
Volgens Nijman was het „heel lastig” om in een kinderboek medische zaken weer te geven zonder meteen de indruk te wekken dat het altijd zo moet verlopen. Moeder Varken gaat bijvoorbeeld niet naar de huisartsenpost, maar naar spoedeisende hulp. „Hoewel we in Nederland werken met huisartsen en huisartsenposten als eerste aanspreekpunt, wilden we hier in het boek niet te strak aan vasthouden. Uit onderzoek van onze afdeling is bijvoorbeeld gebleken dat kinderen die meteen naar spoedeisende hulp komen vaak echt ziek zijn en terecht komen.”
Weten ouders genoeg van koorts, als ze met hun kind dit boek lezen? „Nee, dat is te veel gevraagd van het boekje”, vindt Nijman. „Het is vooral bedoeld om kinderen vertrouwd te maken met wat er op spoedeisende hulp of het consultatiebureau gebeurt. Enkele belangrijke zaken over koorts komen aan bod, maar natuurlijk niet alles.”
Opmerkelijk genoeg wordt ”Varkentje heeft koorts” zelf ook onderzoeksobject. Het ziekenhuis geeft het prentenboek mee aan ouders en de onderzoeksgroep gaat bekijken of het effect heeft op het terugkomgedrag. „Komen ze terug met hun kind als het nodig is? En blijven ze inderdaad weg als terugkomen niet nodig is? We zijn benieuwd of de voorlichting effect heeft.”