Orkesten gaan slimmer sturen nu subsidie terugloopt
De Nederlandse orkesten worden door de bezuinigingen in de culturele sector minder afhankelijk van de overheid. Maar het is een grote puzzel.
Hij wandelt graag in de Oostenrijkse bergen. Het strand van Texel is een favoriete plek. Dirigent Martin Sieghart ontleent inspiratie aan de natuur. De wind die om hem heen waait, de bruisende golven die op het strand slaan, je hoort ze terug in de Negende van Beethoven. Bij zijn afscheid van Het Gelders Orkest in 2008 maakte Omroep Gelderland een mooie reportage over Sieghart: „Ik adem muziek.”
Adem, rust, concentratie – muziek vraagt erom. Dat maakt bezuinigen in de orkestwereld extra lastig. Een effectiviteitsslag maken? Je kunt de Negende van Beethoven niet twee keer zo snel met halve bezetting uitvoeren. Tegelijk zullen de orkesten in de toekomst met minder overheidssteun hun werk moeten doen. Vorige maand was de deadline voor de subsidieaanvraag. Voor de tien grote symfonieorkesten in Nederland is 47 miljoen euro beschikbaar – er is aangevraagd voor 73 miljoen. De Raad van Cultuur brengt eind mei een advies uit aan staatssecretaris Zijlstra van OCW. En na Prinsjesdag wordt definitief bekend hoe de pot verdeeld gaat worden.
Voortbestaan
Volgens de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK) zijn er 1540 mensen met een dienstverband bij de orkesten. Het grootste deel van hen betreft de uitvoerend musici, met 1250 man ruim 80 procent. De andere 20 procent werkt in het management of in de ondersteunende diensten. Daarnaast worden veel musici en dirigenten als gast ingezet, waarmee het aantal veel hoger komt te liggen.
NAPK-directeur Mirjam van Dootingh zegt dat in het beleidsplan van OCW voor 2013-2016 er ruimte zou zijn voor vijf volwaardige symfonieorkesten, een begeleidingsorkest voor opera en een kernensemble voor de begeleiding van dans. Alle regio’s van het land waren daarmee gedekt. Een motie van CDA/PVV heeft de mogelijkheid gecreëerd dat orkesten die inzetten op langdurige samenwerking een half miljoen euro extra subsidie kunnen verwerven. Alle orkesten zouden dan kunnen voortbestaan. Het orkest dat het hardst wordt geraakt is Holland Symfonia, dat van een volwaardig symfonieorkest een kernensemble wordt.
De NAPK zet zich in om ondernemerschap bij de orkesten te faciliteren. Van Dootingh: „Ik zou voorop willen stellen dat orkesten al heel professionele organisaties zijn. Er wordt soms een beeld geschetst dat men daar niet zou weten wat ondernemen is. Dat is onterecht. Wel is het zo dat de overheid nu als hoofdfinancier functioneert. De risicospreiding is uit balans. Directies moeten overstappen op nieuwe verdienmodellen, maar daar is tijd voor nodig. Onze kritiek op de regering is: het gaat allemaal véél te snel.”
Het Gelders Orkest gaat uit van een korting op de subsidie met 43 procent. Adjunct-directeur Maartje Broekhans: „Onze subsidie zal van 6,1 miljoen dit jaar naar 3,5 miljoen volgend jaar gaan. Wij hebben samen met experts uit het bedrijfsleven een businessplan ontwikkeld. Het Gelders Orkest wordt omgevormd van een subsidieafhankelijke instelling naar een duurzaam orkestbedrijf dat veel meer op eigen benen kan staan.” Overigens scoorde Het Gelders Orkest al hoog op de schaal van eigen inkomsten: met 33 procent behoort het tot de top drie van Nederland.
De uitvoerende musici van Het Gelders Orkest vormen 67,2 fte. Het orkest houdt rekening met een daling naar 47,5 fte. Broekhans zegt dat er bewust gekozen is voor deeltijdontslag. „Ieder orkestlid levert een stukje in. Er is veel draagvlak bij de musici voor deze keuze. Je houdt het orkest bij elkaar, zodat je symfonieorkest kunt blijven en geen kamerorkest wordt. We zijn qua gemiddelde leeftijd een heel jong orkest. Bij andere orkesten gaan mensen met pensioen, bij ons kan dat niet.”
Samenwerking
Het Brabants Orkest ontvangt samen met het Limburgs Symfonie Orkest (LSO) op dit moment tussen de 11,5 en de 12 miljoen euro subsidie. Vanaf volgend jaar is er nog maar 6 of 7 miljoen euro beschikbaar. Directeur Arthur van Dijk: „De staatssecretaris wil in elke regio één orkestvoorziening. Wij hebben een plan ingediend voor een nieuwe organisatie, met de bestaande musici van beide orkesten: één robuust orkest met twee standplaatsen, Eindhoven en Maastricht. Er is ruimte in het plan voor 110 fte, die door zo’n 130 musici kunnen worden ingevuld. We gaan dus uit van samenwerking met het LSO, maar zijn er, vanwege de deadline, niet in geslaagd met één plan naar buiten te komen. Essentieel is: wij gaan niet uit van de capaciteit, maar van de vraag. Wat zou je in een gebied van Middelburg tot Maastricht aan concerten moeten brengen? Als aanname hebben we 240 concerten genomen. Daarna is gekeken hoeveel fte nodig is om dat te realiseren.”
Henry Broeren van het LSO geeft aan dat het plan van Het Brabants Orkest voor hen „veel te ver” gaat. „Ons ideaal is een organisatorische eenheid, maar twee aparte orkesten. Het LSO bestaat al 129 jaar, Het Brabants Orkest 60 jaar. Het zijn twee merknamen. Je kun je goed een gezamenlijke toekomst voorstellen, maar je moet dit wel organisch laten ontstaan.” Volgens Broeren is de vraag niet zozeer: Hoe kunnen we volgend jaar overleven? maar: Hoe kunnen we over twintig jaar de klassieke muziek nog maatschappelijke relevantie geven? „De concertzaal blijkt voor grote bevolkingsgroepen een drempel te zijn. We zullen dus op een andere manier moeten insteken. Komend jaar spelen we op plekken waar we nooit spelen: op artistieke avonden, in harmonieën en fanfares, op pleinen. Kern voor ons is: regionale aanwezigheid. In ons voorstel komen er twee orkesten van elk 60 fte. Dan heb je de kleinst denkbare orkestvorm.”
Stabiel
Rob Streevelaar, directeur van het Nederlands Philharmonisch Orkest|Nederlands Kamerorkest, meldt dat de bezuiniging daar 8,6 procent bedraagt – van 11 miljoen naar 10 miljoen euro. Dat lijkt beperkt, zegt hij, maar in de praktijk is de bezuiniging groter: „Wij zijn het orkest van De Nederlandse Opera, een taak die in omvang gelijk blijft en de helft van onze prestatie bepaalt. Als je dat doorrekent, kom je op een bezuiniging van 22,5 procent voor de overige taken. Wij beantwoorden de bezuinigingen via opbrengstdoelstellingen en via een uitgebalanceerde inzet van de beschikbare orkestcapaciteit.”
De orkesten hebben een gezamenlijke omvang van 125 fte, waarvan 97 fte uitvoerende musici. Streevelaar verwacht dat deze omvang stabiel kan blijven. De afgelopen jaren is toegewerkt naar een ideale verhouding tussen vaste medewerkers en freelancers. Het percentage eigen inkomsten bedraagt 49, als daarin de operataak wordt verdisconteerd. „Wij zijn de ingewikkeldste orkestorganisatie van Nederland, met twee formaties, een concert- en een operataak, maar dat biedt ons vooral kansen.”