Laat slachtoffers vrijuit spreken in rechtszaal
Gedupeerden moeten vrijuit kunnen spreken in de rechtszaal, vindt prof. dr. Jan van Dijk. Hij pleit voor een grondige herziening van het spreekrecht.
Sinds enkele jaren hebben slachtoffer van misdrijven het recht om op de zitting van de rechtbank het woord te voeren over de gevolgen van een misdrijf.
Dit zogenoemde spreekrecht is aan allerlei beperkingen onderhevig. Alleen directe slachtoffers mogen spreken. Kinderen jonger dan 12 jaar zijn in beginsel uitgesloten. Men mag zich verder niet laten vertegenwoordigen door een advocaat, familielid of andere vertrouwenspersoon. Ook moet de verklaring beperkt blijven tot de gevolgen van het misdrijf. Over de dader of de op te leggen straf mag het slachtoffer zich niet uitspreken.
In de praktijk wordt voor de verklaring maximaal tien minuten ingeruimd. Voorafgaand aan de spreekbeurt neemt het slachtoffer plaats op de publieke tribune. Daaraan voorafgaand zit men in een wachtkamer vaak tussen de verdachte en diens familie.
Praktijk
Waarom al die beperkingen? De juridische wereld was tot voor kort sterk gekant tegen iedere vorm van spreekrecht. Men was bevreesd voor emotionele toestanden. Het slachtoffer wordt daarom in de huidige regeling opzettelijk zo kort mogelijk gehouden.
De praktijkervaringen met het spreekrecht zijn inmiddels zonder meer positief te noemen. Degenen die er gebruik van maken, kijken er, zo blijkt uit onderzoek van de Tilburgse universiteit, bijna altijd met voldoening op terug. Het levert een bijdrage aan de verwerking van de gevolgen van het misdrijf.
De meeste slachtoffers laten zich, in strijd met de wet, ook uit over de strafbaarheid van de dader en/of de straf. De rechters en de verdediging staan dat in de regel toe. Men ervaart het als volkomen natuurlijk dat veel slachtoffers ook daarover iets willen zeggen.
Wraking
Toch voldoet de huidige regeling niet. Dit is in het proces tegen Robert M., hoofdverdachte in de Amsterdamse zedenzaak, weer pijnlijk gebleken. De kring van gerechtigden is te beperkt. Waarom mogen ouders niet namens hun kinderen spreken?
De Amsterdamse rechtbank heeft gelukkig bepaald dat de ouders dat in dit bijzondere geval wel mogen doen. Maar dit heeft onmiddellijk geleid tot een poging tot wraking van de rechtbank. Door de ouders tegemoet te komen, zou de rechtbank zich bevooroordeeld hebben getoond jegens de verdachte.
Het verzoek is gelukkig afgewezen, maar dit aspect zal in hoger beroep zeker weer aan de orde komen. Het is allerminst zeker dat de ouders dan wederom spreekrecht krijgen. Hoogstwaarschijnlijk zal hierover tot aan de Hoge Raad worden gesteggeld. Dit gaat dus minstens een jaar discussie en onzekerheid opleveren voor de ouders. Met alle vervelende consequenties van dien. Het zal hierdoor voor hen moeilijker worden de zaak emotioneel af te sluiten.
Overigens knelt de regeling ook anderszins. De ouders willen graag bereiken dat aan Robert M. tbs wordt opgelegd, zodat hij nooit meer vrijkomt en nieuwe slachtoffers kan maken. Bij het afleggen van hun verklaringen zouden de ouders echter wel eens kunnen aanlopen tegen het wettelijk verbod om iets te zeggen over de straf die aan de verdachte zou moeten worden opgelegd.
Te vrezen valt dat de advocaat van de verdediging zal protesteren wanneer daarover iets wordt gezegd. Kortom, de uitoefening van het spreekrecht dreigt in deze zaak voor de ouders een lijdensweg te worden.
Herziening
Naar mijn overtuiging zou deze rechtszaak aanleiding moeten zijn voor een grondige herziening van het spreekrecht. Slachtoffers, naaste familieleden en nabestaanden of hun vertegenwoordigers dienen het recht te krijgen om vrijuit te spreken over zowel de gevolgen als over de op te leggen straf.
Waar is men nu toch eigenlijk bang voor? In de rechtspraktijk in Nederland wordt het spreekrecht vaak al ruimer ingevuld. In veel westerse landen, waaronder Duitsland, Zweden, Finland en de Verenigde Staten, bestaat zo’n volledig spreekrecht al sinds jaar en dag. Het heeft daar nooit problemen opgeleverd.
Het laatste woord is uiteraard altijd aan de rechters. Die blijken daar goed mee te kunnen omgaan. Er zijn geen aanwijzingen dat onbeperkt spreekrecht op zichzelf leidt tot de oplegging van zwaardere straffen.
In Nederland wordt de strafeis van het openbaar ministerie bovendien bepaald aan de hand van gedetailleerde richtlijnen. De rechter wijkt daar meestal slechts weinig van af. De marges bij de straftoemeting zijn dus vrij smal. En al zou het spreekrecht in een enkel geval leiden tot een iets zwaardere straf, dan nog is dat op zichzelf geen argument het slachtoffer dan maar te muilkorven.
Het strafrecht moet in een beschaafde samenleving zeker humaan blijven. Maar waarom zou die opdracht zich uitsluitend moeten richten op de bejegening van de dader? Het strafrecht heeft mijns inziens in de huidige tijd evenzeer de opdracht humaan te zijn in de bejegening van het slachtoffer.
De auteur is hoogleraar slachtofferkunde aan Tilburg University.