Grieks gebed
Voor de Grieken is er alle reden om vandaag dankdag te houden. Vorige week werd een faillissement van het land voorkomen toen voldoende banken en investeerders bereid bleken een deel van de schulden kwijt te schelden. Minister Venizelos van Financiën sprak van een historische dag voor het parlement, het volk en de economie.
Speciale bid- en dankdagen houden is voor zover ik weet vooral beperkt tot het Nederlandse protestantisme. De Grieks-orthodoxe Nicolaaskerk in Rotterdam, gevestigd in een prachtig gebouwtje in de schaduw van de Kunsthal, doet in ieder geval niet mee.
Dát er gebeden werd door de Grieken weten we. „Heer, wij wilden Jezus wel zien”, zo baden enkele verre voorouders van Venizelos Filippus. Die ging, zo schrijft de apostel Johannes in het twaalfde hoofdstuk van zijn evangelie, vervolgens naar medediscipel Andreas en daarna gingen ze samen naar de Meester.
Verrassend genoeg vormt de gelijkenis van het stervend tarwegraan het antwoord op hun bijzondere vraag. „Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen, en wie zijn leven haat in deze wereld, zal het behouden tot het eeuwige leven.” De student die onlangs in onze gemeente voorging wist de Griekse vraag na aan het hart te leggen en koos het antwoord van Jezus als uitgangspunt voor zijn lijdenspreek. De vraag laat me echter niet los.
„Jezus willen zien.” Wat een gebed. Taalkundig slechts een onderwerp en twee werkwoorden. De werkwoorden gebruiken we maar al te vaak. Het is mijn dagelijks vak, werken aan beter zien.
De patiënten in het ziekenhuis waar ik werk zijn vrijwel allen op een of andere wijze bang om te blind te worden. Bijvoorbeeld bij staar, een vertroebeling van de lens als gevolg van natuurlijke veroudering. Na een veelal korte, vaak vrijwel pijnloze ingreep zien ze echter opeens weer scherp. Niet verwonderlijk dat oogartsen brieven krijgen zoals: „Dokter, dank u dat u mij ziende hebt gemaakt.”
Maar in hoeverre zorgt de staaroperatie voor het echte zien? Omdat de troebele lens is vervangen door een kunstlens kan het licht weer op het netvlies vallen. En de kegeltjes en staafjes daarop geven signalen door aan de hersenen. Dan hebben we beeld. Dan zien we weer.
Jezus zien is een andere zaak. Daar draagt een oogoperatie weinig aan bij. Dat gebeurt met het oog van het hart. Elke blik die ik sla, iedere gedachte die ik heb, en elk woord dat ik schrijf buiten Hem, is gericht op het liefhebben van het eigen leven en daarmee verfoeilijke leegte en lucht.
Isaäc Ambrosius zegt het in zijn boek ”Het zien op Jezus” (1658) zo: „We moeten van alle dingen afzien, van goede dingen en van kwade dingen. We moeten onze zinnen aftrekken van alle dingen die ons in onze christelijke loop kunnen afkeren van het zien op Jezus. Wij moeten de handen en ogen van alle dingen afwenden, die ons in de weg staan tot Jezus Christus. Wij moeten geen aandacht schenken aan enig ding dat ons kan verhinderen in dat heerlijke en lieflijke aanschouwen van Jezus.”
Wij spreken over het algemeen gemakkelijker over lichamelijk dan over geestelijke zien. In een time-out voor de operatie wordt slechts gecheckt of het om het juiste oog gaat.
In andere werelddelen is dat anders. Toen ik meeliep met een chirurg in een zendingskliniek op het platteland van Nigeria werd voorafgaand aan iedere operatie gebeden; door de chirurg, de verpleegkundige, of de patiënt. Niet zelden ook voor de geestelijke nood. Zonder checklist.
Alle ”heel de mens”- en andere holistische slogans van westerse ziekenhuizen ten spijt: wie het genezen van mensen reduceert tot het opknappen van lichamelijke en psychische defecten houdt uiteindelijk weinig over.
Als Hij komt op de wolken zal iedereen Hem met het natuurlijke oog zien. Of we willen of niet. Met of zonder staar. Ook degenen die Hem doorstoken hebben.
De Grieken werd 105 miljard euro schuld kwijtgescholden. Christus wilde alle schuld op zich nemen. Voor wie op Hem wil zien. Uit genade.
De auteur is gezondheidswetenschapper. Reageren? gedachtegoed@refdag.nl