Commentaar: Het woord aan de ouders
„Het oordeel over mijn zaak staat al vast. We kunnen het net zo goed schriftelijk afhandelen.” Dat is de klacht van Robert M., de voormalige medewerker van kinderdagverblijf Hofnarretje die wordt verdacht van ernstig seksueel misbruik van 67 zeer jonge kinderen.
M. beticht de rechters die zijn zaak behandelen van partijdigheid. Zij zouden te veel naar het belang van de slachtoffers kijken. Bovendien acht hij zich al veroordeeld omdat hij door sommige ouders, deskundigen en commentatoren als een monster is neergezet. Om al die redenen klaagde hij gisteren geen faire kans te krijgen. „Een eerlijk proces lijkt een luxe in Nederland”, zo stelde hij.
Dat laatste is slechts retoriek. Nederland geldt in de wereld nog altijd als een land waar de onafhankelijkheid van de rechtspraak hoog genoteerd staat. Sterker, de indruk bestaat soms zelfs dat er meer naar het belang van de dader dan dat van het slachtoffer wordt gekeken. Het strafrechtsysteem in Nederland is doordesemd van lankmoedigheid jegens de dader en het slachtoffer komt er bekaaid af, zo stelde twee jaar geleden het Burgercomité tegen Onrecht.
Wat er gisteren in de rechtbank in Amsterdam gebeurde, is werkelijk heel bizar. Robert M. vroeg zelf aan het begin van de zitting een verklaring te mogen afleggen om het negatieve beeld dat van hem is ontstaan, te nuanceren. Hij vond dat nu de tijd wel was gekomen om zijn versie te vertellen.
Terwijl zijn advocaten hem bij dit ongebruikelijke verzoek steunden (verdachten hebben recht op het laatste, maar niet op het eerste woord), protesteerden ze namens Robert M. tegen het voornemen van de rechters om ouders van slachtoffertjes de mogelijkheid te bieden om tijdens de zitting het woord te voeren. Argument: de ouders zijn geen directe slachtoffers en dus moeten ze zwijgen.
Formeel hebben M. en zijn advocaten het gelijk aan hun zijde. Niet de vaders en moeders, maar hun peuters zijn seksueel misbruikt. Strikt juridisch valt daar geen speld tussen te krijgen. En er zitten zeker ook risico’s aan het uiten van emoties door direct betrokkenen in de rechtzaal.
Het is echter wel heel wrang dat in deze zedenzaak zonder weerga dit door hen met zo veel verve wordt verdedigd terwijl tegelijkertijd verdachte M. het eerste woord verlangt. Bovendien gaat het strikt formele bezwaar dat M. en zijn advocaten tegen het spreekrecht maken, in tegen twee andere belangrijke feiten die wellicht (nog) niet wettelijk zijn geregeld, maar die wel meegewogen moeten worden.
In de eerste plaats staat onomstotelijk vast dat de misbruikte kinderen absoluut niet in staat zijn hun eigen pijn te verwoorden. Daarvoor zijn ze te jong. En voor kleine kinderen treden in allerlei andere situaties de ouders op als wettige vertegenwoordigers.
Daarnaast is onomstotelijk bewezen dat het voor de verwerking van de traumatische gebeurtenissen goed is wanneer getroffenen (en dat zijn de ouders ook) zich in een rechtzaak kunnen uitspreken. Daarom, het woord ook aan de ouders!