Sabbat en identiteit
Onmiskenbaar wordt er in de brede gereformeerde gezindte tegenwoordig makkelijker met de zondag omgegaan dan vorige generaties gewoon waren. Dat betreft zowel reizen op zondag als de vraag wat er op de dag des Heeren aan werkzaamheden en vrijetijdsbesteding acceptabel is.
Uiteraard heeft dat zijn consequenties voor de kerkgang. Naarmate er meer mee door kan, ondervindt de kerkgang een grotere concurrentie. Steeds vaker zie je dat kerkleden de (tweede) kerkdienst verzuimen om de zondag te besteden op een manier die voor hen aantrekkelijker is of althans beter uitkomt.
Nu wordt ons in de Heidelbergse Catechismus bij de behandeling van het vierde gebod geen lijst van verboden activiteiten gepresenteerd. Veeleer staat de kerkgang centraal. Maar wie steeds makkelijker wordt in de besteding van de zondag, raakt wel wezenlijke zaken kwijt. In onze maatschappij staan de zondagsrust en de zondagsviering onder druk.
We hoeven er echter geen joodse sabbat van te maken. De regels die streng orthodoxe joden zichzelf opleggen, gaan wel heel erg ver. Recent bleek dat in de zaak van een orthodoxe jood die op de sabbat geen identiteitsbewijs bij zich had en daarom bekeurd werd. De regel dat je op de sabbat geen last mag dragen, wordt door deze nazaten van de Farizeërs zo strikt geïnterpreteerd dat ook het minieme pasje daar onder valt.
Sinds een aantal jaren hebben we echter in Nederland een identificatieplicht. Hoe kan een orthodoxe jood daar op de sabbat aan voldoen? Kan hij zich beroepen op de vrijheid van godsdienst? De kantonrechter in Den Haag vond van wel en sprak hem vrij. Maar het openbaar ministerie gaat in hoger beroep.
Inmiddels bemoeiden ook Kamerleden zich ermee. Tofik Dibi van GroenLinks (zelf van Turkse afkomst) vond de vrijspraak de omgekeerde wereld. „Elke religie is begrensd door de wet en de wet wordt niet begrensd door religieuze overtuigingen”, zo liet hij weten.
Hoe kunnen we een aanvaardbare oplossing voor dit probleem vinden? De identificatieplicht is er niet voor niets, maar we moeten elkaar niet nodeloos dwarszitten. Bovendien hebben wij als orthodoxe christenen er duidelijk belang bij dat religieuze gewetensbezwaren serieus genomen worden. Maar waar houdt dat op? Mannelijke sikhs beschouwen het als een voorschrift van hun godsdienst om overal en altijd een dolk (kirpan) te dragen. Moet dat ook op school toegestaan worden?
De orthodoxe jood die zich op vrijdagavond niet kon legitimeren, werd door de politie met respect behandeld. Zij haalde bij de man thuis zijn rijbewijs op. Maar hij kreeg wel een bekeuring, waarop een transactievoorstel van 60 euro volgde. Vervolgens weigerde hij te betalen.
Kenmerkend voor de hantering van de joodse sabbatsvoorschriften is dat orthodoxe joden er geen bezwaar tegen hebben dat niet-joden op de sabbat voor hen bepaalde dingen doen. De geverbaliseerde jood had zonder gewetensbezwaren een niet-jood kunnen charteren die, al dan niet tegen betaling, op de sabbat met hem meeliep om zijn identiteitsbewijs te dragen. In feite verrichtte de politie nu bepaalde werkzaamheden voor hem. Die 60 euro zou hij kunnen beschouwen als een vergoeding daarvoor.
Een officiële vrijstelling van de identificatieplicht op de sabbat voor streng orthodoxe joden zou een registratie van die groep vereisen. Niet alle religieuze joden nemen immers de sabbatsvoorschriften even strikt. Maar een strenge jood zal ook zijn vrijstellingsbewijs op de sabbat niet bij zich willen dragen. Het is dus allemaal niet zo makkelijk.
Nu geldt van mensen onder ons die vrijgesteld zijn van allerlei verplichte verzekeringen dat ze soms wel op de een of andere manier moeten meebetalen. Principes kunnen geld kosten. Misschien moet die orthodoxe jood dat ook maar denken als hij 60 euro moet betalen. Zo vaak wordt in Nederland je identiteit op straat ook niet gecontroleerd.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Reageren? gedachtegoed@refdag.nl