Lever vol vochtblazen bij polycysteuze leverziekte
Joost Drenth is nog maar een paar weken in opleiding als maag-darm-leverarts als hij een vrouw van 52 op het spreekuur krijgt met een buik als een toeter. „Het leek wel een meerlingenzwangerschap.” Haar lever blijkt vele malen groter dan normaal en gevuld met vochtblazen.
Nu zijn met vocht gevulde holten –cysten– geen nieuw fenomeen voor de kersverse arts-in-opleiding van de afdeling gastro-enterologie en hepatologie in het Nijmeegse UMC St Radboud. Wel verbaast het hem dat de patiënte daarbij geen cysten in de nieren heeft, zoals meestal het geval is.
Op zoek naar meer informatie over de voor hem nieuwe aandoening, polycysteuze leverziekte, ontdekt Drenth dat er in de medische literatuur maar weinig over bekend is.
Wel is duidelijk dat de ziekte in de familie zit. De vrouw weet van verschillende familieleden dat ze dezelfde leverproblemen hebben.
Drenth wil er graag meer over weten: hoe ontstaat de ziekte en hoe kan hij deze het beste behandelen? „Deze vrouw wilde absoluut geen leveroperatie ondergaan, zoals ik voorstelde. Een tante van haar was daar namelijk aan overleden.”
Wel wil ze meewerken aan de opheldering van de genetische achtergrond van de ziekte. Met plezier denkt Drenth terug aan de huisbezoeken die hij samen met de vrouw aflegde bij familieleden. De arts onderzocht hen, maakte leverecho’s en nam buisjes bloed af. Toch hadden de bezoeken ook veel weg van een familiereünie, herinnert de specialist zich.
„Met het bloed hebben we het gen voor de ziekte ontdekt, dat op chromosoom 19 ligt”, vertelt Drenth. De resultaten van de studie verschenen in maart 2003 in het gerenommeerde vaktijdschrift Nature Genetics.
De maag-darm-leverarts constateert dat er in Nederland opvallende genetische veranderingen voorkomen bij twee families met polycysteuze leverziekte, een in de Betuwe, in de omgeving van Ochten, en een in de Achterhoek. Steeds ziet hij dezelfde genetische afwijking. „De aandoening is daarom waarschijnlijk op een gemeenschappelijke voorouder terug te voeren waarbij het gendefect is ontstaan.”
Zowel mannen als vrouwen krijgen de leverziekte, maar bij vrouwen groeien de cysten sneller. Tijdens een zwangerschap nemen de vochtblazen sterk toe in omvang doordat vrouwelijke geslachtshormonen de groei bevorderen. „Bij vrouwen met een groot gezin zien we meer en grotere cysten.”
Over het algemeen openbaart de aandoening zich tussen het dertigste en het veertigste levensjaar. Bij mannen kan het dan nog tien tot vijftien jaar duren voordat ze klachten krijgen. In Nederland leven naar schatting 450 mensen met polycysteuze leverziekte.
Naarmate de cysten groeien en de lever in omvang toeneemt, raken andere organen steeds meer in de verdrukking. Als de maag wordt dichtgedrukt kan een patiënt soms slecht eten, er kan een breuk ontstaan in de buikwand of de lever kan de onderste holle ader afknellen, wat vochtophoping geeft in het onderlichaam.
Heeft iemand een beperkt aantal grote cysten in de lever, dan kan een chirurg deze via een kijkbuisoperatie aanprikken en het vocht eruit zuigen – soms wel meer dan een liter. Zit het orgaan echter vol met kleine vochtblazen dan is deze behandeling onbegonnen werk, stelt Drenth.
In een uiterst geval is een levertransplantatie nodig. In Europa hebben na 1985 circa 58 patiënten met polycysteuze leverziekte zo’n ingreep ondergaan. Het is een lastige operatie, weet Drenth. Komt de patiënt door de kritieke fase heen, dan zijn de vooruitzichten goed. „De tienjaarsoverleving ligt boven de 80 procent. Dat is heel erg hoog.”
Toen hij de genetische achtergrond van de leverziekte eenmaal had opgehelderd, vroegen patiënten hem wat dit betekende voor hun behandelmogelijkheden. De arts moest het antwoord schuldig blijven en een jarenlange zoektocht volgde.
Haast bij toeval ontdekte hij een medicijn dat de cystegroei tegengaat. „We hadden een patiënte die was geopereerd. Na drie dagen ging het helemaal niet goed met haar. De lever was zo komen te liggen dat hij de holle ader dichtdrukte. Vocht hoopte zich op in de buikholte en ze had dikke, opgezette benen.” In de vakliteratuur spittend, komt Drenth, die inmiddels hoogleraar is op de afdeling gastro-enterologie en hepatologie, tot de conclusie dat de patiënte wel eens baat kan hebben bij het maag-darmhormoon somatostatine. „Daarmee knapte de vrouw zienderogen op en twee tot drie weken later konden we haar uit het ziekenhuis ontslaan.”
De cysten in haar lever zijn kleiner geworden, sommige zijn zelfs verdwenen. De arts staat versteld. „We dachten dat cystegroei een niet te stoppen proces was.”
Samen met Belgische collega’s van de Katholieke Universiteit Leuven onderzoekt Drenth vervolgens of meer patiënten baat hebben bij deze behandeling. Van een groep van 54 personen krijgt de helft een halfjaar lang maandelijks een injectie met somatostatine, terwijl de andere helft een nepmiddel krijgt.
De resultaten overtreffen zijn verwachtingen. „Het levervolume was in de behandelde groep met gemiddeld 3 procent afgenomen, terwijl het in de controlegroep met 2 procent was toegenomen. Het verschil tussen de twee groepen was dus niet minder dan 5 procent.”
In de toekomst wil Drenth uitzoeken of een combinatie van twee medicijnen nog effectiever de cystegroei remt. Ook wil hij kijken hoe de combinatie van somatostatine en het uitzuigen van cysten uitpakt.
Een belangrijke vraag voor de arts is of iedere patiënt baat heeft bij het maag-darmhormoon en of de behandeling een levertransplantatie kan voorkomen. In de komende jaren hoopt hij daar het antwoord op te vinden.
Belgische geneeskundeprijs
De Nijmeegse hoogleraar maag-darm-leverziekten Joost Drenth kreeg onlangs de prestigieuze ”Prijs Dr. Karel-Lodewijk Verleysen ter bekroning van klinisch geneeskundig onderzoekswerk in de Benelux” toegekend. De prijs wordt eens in de vijf jaar uitgereikt aan iemand „die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de wetenschappelijke kennis op het gebied van de behandeling van menselijke ziekten.” Drenth zal het bijbehorende geldbedrag (100.000 euro) gebruiken voor de voortzetting van zijn onderzoek. Hij krijgt de prijs uitgereikt op 17 november tijdens een bijzondere zitting van de Belgische Koninklijke Academie voor Geneeskunde in Brussel.