Industrie doet laatste bod in JSF-discussie
Vertegenwoordigers van de luchtvaartindustrie hebben donderdag een finaal bod op tafel gelegd voor de medefinanciering van de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter (JSF). Het ministerie van Defensie hoopt dat het kabinet nu in staat zal zijn nog deze maand te beslissen of het daadwerkelijk deelneemt aan het Amerikaanse project.
Staatssecretaris Van Hoof van Defensie is tevreden over het gesprek dat hij samen met minister Jorritsma van Economische Zaken met directeuren van Stork, Philips, Thales en RDM-holding heeft gevoerd. Het is een goed gesprek geweest en er is een belangrijke bouwsteen toegevoegd voor de besluitvorming, aldus de bewindsman na afloop van de bijeenkomst. Van Hoof en Jorritsma kunnen deelname aan het Amerikaanse project nu in het kabinet gaan verdedigen.
Van Hoof weigerde op de inhoud van het gesprek, dat een uur duurde, in te gaan. De meest betrokken bewindslieden moeten de puzzelstukken nu proberen bij elkaar te leggen. In het uiteindelijke voorstel aan het kabinet moet duidelijk worden of Nederland al dan niet meedoet aan het rond 900 miljoen euro kostende project.
Deelname aan de zogeheten System Development and Demonstration Phase (SDD) kan het Nederlandse bedrijfsleven in totaal zo’n 8 miljard dollar aan tegenorders opleveren als de regering besluit de F-16 te vervangen door de JSF. Over tien jaar zijn de oudste van de 138 Nederlandse F-16’s toe aan vervanging. Voor de gehele vervangingsoperatie rekent Defensie op een bedrag van ten minste 5,5 miljard euro.
In de Tweede Kamer bestaan bij PvdA en D66 nog grote aarzelingen om nu al met de Amerikanen in zee te gaan en daarmee een keuze voor de Franse Rafale of voor de Eurofighter uit te sluiten.
Volgens bestuursvoorzitter A. Veenman van Stork is het Nederlandse bedrijfsleven bereid fors bij te dragen aan de verdere ontwikkelingskosten als de Nederlandse regering definitief besluit tot aanschaf van de JSF. Tot die tijd blijven de bedrijven ook van hun kant investeren, maar ontbreekt voldoende zekerheid om de nek ver uit te steken.
Volgens Veenman verkeren de Nederlandse bedrijven die meedingen naar contracten voor de fabricage van de F-35, zoals het toestel door Lockheed is gedoopt, in een uitstekende uitgangspositie. Maar er kan pas echt geld verdiend worden als er enige zekerheid ontstaat over het aantal vliegtuigen dat gebouwd gaat worden. Als Nederland kiest voor het nieuwe gevechtsvliegtuig, heeft dat een vliegwielfunctie voor andere landen. De kans dat het aantal te bouwen vliegtuigen groter wordt, neemt dan toe en dat biedt weer meer zekerheid voor de industrie om verantwoord te investeren.
Het voorstel van de Nederlandse bedrijven komt daardoor in feite neer op een tweetrapsraket. Zolang de Nederlandse regering de keuze voor de opvolging van de F-16 openlaat, draagt de industrie maar mondjesmaat bij aan de verdere ontwikkelingskosten. Zodra gekozen wordt voor de F-35, is het bedrijfsleven bereid voluit de beurs te trekken, beaamt Veenman.
Volgens Veenman is het wenselijk als het kabinet nog in januari een beslissing neemt. Het parlement heeft dan nog tot half april de tijd om een eventueel positief besluit op zijn merites te beoordelen. In de derde week van april moet de Amerikaanse vliegtuigbouwer de Amerikaanse regering en het parlement duidelijk maken wie er aan het project meedoen.