Cultuur & boeken

”De tornado” van Nijenhuis staat nog steeds als een huis

Er zijn boeken die je met plezier vaker dan één keer leest. Omdat ze spannend zijn, tot nadenken stemmen, ontroeren of gewoon mooi geschreven zijn. ”De tornado” van Bé Nijenhuis (1914-1972) heeft het allemaal tegelijk.

Rudy Ligtenberg

20 February 2012 09:26Gewijzigd op 14 November 2020 19:27
Tornado. Foto Roger Attrill, Wikimedia
Tornado. Foto Roger Attrill, Wikimedia

Na ”De geweldenaars” van Flannery O’Connor en ”Het geschonden geweten” van Graham Greene, is ”De tornado” het derde deel in de serie christelijke klassieken van uitgeverij Kok. Een terechte keus, want ”De tornado” (1956) is de beste roman van een van de beste christelijke auteurs die Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog heeft gekend. ”De Tornado” staat nog altijd als een huis, stelt Tjerk de Reus vast in de epiloog van deze editie. En gelijk heeft hij.

In de roman draait het om landbouwkundig ingenieur Vergy Maulveau, een krachtige persoonlijkheid, die in een slaperig en nogal bijgelovig dorpje een monumentale boerenhoeve koopt. Omdat de bevolking gelooft dat het er spookt, krijgt Maulveau de boerderij met bijbehorende landerijen voor een veel te lage prijs in zijn bezit. De hoeve is het decor voor een reeks gebeurtenissen die uitlopen op een dramatische climax: er komt een alles verwoestende tornado.

Lijden

Centraal thema in deze roman –Nijenhuis schrijft er ook in andere romans over– is het menselijke lijden en de vraag hoe zich dat verhoudt met het bestaan van een liefdevolle God. De hoofdpersonen dragen elk hun eigen leed met zich mee, maar reageren er heel verschillend op.

Nijenhuis zet de zaken op scherp. Het leed dat hij beschrijft is moeilijk verteerbaar, niet gemakkelijk op één lijn te krijgen met zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus, waarin het gaat over Gods vaderlijke zorg en voorzienigheid. Vergy Maulveau raakte zijn vrouw kwijt toen hun boerderij werd verwoest door een tornado, maar dat is niet het enige. Maulveau haalde zijn vrouw met opzet niet tijdig uit de hoeve omdat zij ernstig ziek was. Dat dacht hij op dat moment tenminste. Later bleek dat in het ziekenhuis een fout was gemaakt en er foto’s waren verwisseld.

Ilze Zarmut, een jonge vrouw die op Maulveaus hoeve herstelt van een ongeluk, moet in het reine zien te komen met de gedachte dat haar door de oorlog krankzinnig geworden broer jarenlang als een beest in deze omgeving heeft rondgezworven: het ‘spook’ dat met zijn sinistere geschreeuw de prijs van de boerderij voor Maulveau fors heeft gedrukt.

En dan is er dominee Jacob Kladak; hij zag in zijn vorige gemeente tijdens een kerkdienst een van de galerijen instorten. Er vielen doden, onder wie enkele kinderen. Kladak preekte over Gods liefde.

Verbeten gevecht

De hoofdpersonen reageren verschillend op de verschrikkingen die ze meemaakten. Maulveau voert een stilzwijgend en verbeten gevecht met God. Ver van de onheilsplek bouwt hij een nieuw bestaan op en waakt ervoor Hem opnieuw in zijn leven toe te laten.

Ilze Zarmut leert haar verdriet gaandeweg overgeven aan God, mede dank zij Ezen, een van Maulveaus werknemers, een man die op een eenvoudige, kinderlijke manier dicht bij God leeft.

En Jacob Kladak is als een Elia weggevlucht uit de getroffen gemeente. Hij voelt zich de slechtste dienaar in Gods wijngaard en zijn geloof glipt hem tussen de vingers door. Als het er werkelijk op aan komt kan hij mensen (zoals Ilze) niet bijstaan in hun geestelijke nood. Naar buiten toe probeert hij de schijn van rechtzinnigheid op te houden, maar vanbinnen broeit het. In de slotfase van het boek komt het tot een uitbarsting en roept hij op een dramatische manier God ter verantwoording, in een ultieme poging om in het reine te komen met die afgrijselijke gebeurtenis uit het verleden.

Gevoelens

Nijenhuis imponeert door de manier waarop hij recht doet aan menselijke gevoelens. Hij geeft geen goedkope oplossingen voor de diepste levensvragen waarmee mensen kunnen worstelen, noch voor het raadsel van Gods ondoorgrondelijke handelen met stervelingen. Tegelijk houdt hij vast aan de Bijbelse gedachte dat God alles in de hand heeft en houdt, aan de waarheid van zondag 10. „Boven het onheil glimlacht God”, laat hij Ezen zeggen.

Diezelfde Ezen heeft aan het ziekbed van Ilze een mystieke ervaring waarin het wanhopige geschreeuw van Ilzes broer wordt opgenomen in het niet te peilen lijden van Jezus. „„Hoor”, herhaalde hij nog eens, „de aarde dreunt van het roepen, de hemelen sidderen… en het voorhangsel… het scheurt als gespleten door een bijl.”” Met Ilze bidt hij: „Jezus der liefde oneindigheid, buig u over de broer van de juffrouw en fluister aan de schelp van zijn oor.”

Dit is Nijenhuis’ antwoord op het existentialisme van de jaren vijftig van de vorige eeuw. Voor schrijvers als Jean-Paul Sartre en Albert Camus was het bestaan van de mens absurd en zinloos en was hij volledig op zichzelf is aangewezen. Nijenhuis geeft het volle gewicht aan de gebrokenheid van het aardse bestaan. Maar tegelijk wijst hij een weg –de Weg– die uitzicht in de ellende biedt.

Daarmee vallen niet alle puzzelstukjes op hun plaats. Ilze vindt rust na de dood van haar broer en Vergy Maulveau krijgt als een Job een nieuw bestaan dat in alles lijkt op dat wat hij verloor. Maar voor Jacob Kladak (vermoedelijk het alter ego van de schrijver) blijven de raadsels van het leven onopgelost. Als een onafgehechte draad blijft zijn verhaallijn aan het eind van het boek over. Graag had hij het hart van Ilze veroverd, maar die wens gaat niet in vervulling. En hoewel hij opnieuw wegvlucht, moet hij op zijn schreden terugkeren, gewond, en hinkend als zijn naamgenoot uit de Bijbel.

Voor Kladak lijkt er helemaal niets veranderd ten goede. Toch is de subtiele verwijzing naar de Bijbelse Jakob veelzeggend. Ook hij worstelde met God, en van hem staat geschreven dat hij overwon. Jacob Kladak heeft geleerd dat Gods wegen vaak hoger zijn dan de menselijke, maar dat Hij er Zijn wijze bedoelingen mee heeft. Dat besef geeft rust.

Misverstanden

Wat na herhaald lezen van deze roman opvalt is dat Nijenhuis vaak speelt met het verwarrende vermogen van taal om tot misverstanden te leiden. Woorden kunnen anders worden opgevat dan ze zijn bedoeld. Als Ilze een siertuintje bij de hoeve inricht zegt ze bijvoorbeeld trots tegen (de weduwnaar) Maulveau: „Ik word al een echte boerin, hè?” Om er vervolgens achter te komen dat haar woorden, die ze als zelfspot bedoelde, heel anders uitgelegd kunnen worden.

Het is Nijenhuis’ manier om aan te geven dat we ook Gods bedoeling met ons leven niet altijd begrijpen, dat we Zijn handelen vaak misverstaan. Dat we als mensen tegen de onderkant van een borduurwerk kijken en daar doorgaans geen patroon in kunnen ontdekken.

Dialogen

Los van de diepexistentiële lading van deze roman, valt er ook in literair opzicht veel in ”De tornado” te genieten. Nijenhuis is een meester in het typeren van personen. De granieten Maulveau, de onbeholpen Kladak, de wat mannelijke huishoudster Radek, de zachtaardige en vrome Ezen, de boerenslimme burgemeester, de luchtig-intellectuele baron, ze krijgen onder de vaardige handen van Nijenhuis hun eigen kleur en karakter, met name door de dialogen die ze voeren. Het sprankelende spel met de taalregisters, gekruid met typische Nijenhuishumor, zorgt ervoor dat deze roman ook na meer dan vijftig jaar blijft boeien.

Natuurlijk is de tekst hier een daar gedateerd (al valt dat erg mee omdat Nijenhuis de universele thematiek verrassend tijdloos weergeeft), maar gelukkig heeft de uitgever niet voor hertaling gekozen. De oorspronkelijke sfeer blijft daardoor behouden en zo hoort het. Een enkele keer is te merken dat bij het opnieuw invoeren van de tekst een woord niet is herkend. Als Nijenhuis ”ge-bed” schrijft, bedoelt hij dat de gewonde Ilze op een bed werd gelegd en niet dat ze op aanwijzing van de dokter werd ”gebet”. Om dit misverstand zou Nijenhuis vast hartelijk hebben kunnen lachen.


Boekgegevens

De tornado, B. Nijenhuis;
uitg. Kok, Kampen, 2011; ISBN 978 90 435 0476 8; 318 blz.; € 18,50.


„Dit wil ik niet meer hebben”

[Ilze maakt met behulp van de knecht Vaderis in de stal van Vergy Maulveau een kort ritje op de merrie Kosja.]

Tegen de piepend weer dichtgevallen deur stond Vergy. Terwijl ze omkeek, lag er een opgetogen trek op haar gezicht; door de lichte opwinding had ze enigszins kleur gekregen, die (ze was bruin geworden) het bruin van haar huid verdonkerde. Haar tanden glinsterden wit tussen haar half geopende lippen, terwijl ze verlegen tegen hem lachte. „Het mocht wel even, hè?” zei ze. Toen schrok ze van zijn gezicht. Het was spierwit geworden en een tijdlang stond hij haar recht in de ogen te kijken als was ze een geestverschijning. Een ogenblik dacht ze zelfs dat hij wilde vluchten, want het leek erop dat hij zich weer naar de deur zou wenden. Toen liep hij langzaam op haar toe. Toen hij sprak, was zijn stem hees maar beheerst. Voor hij sprak, zag ze hem slikken. „Dit wil ik niet meer hebben”, zei hij toen.

Ze zat hem bijna vertwijfeld aan te kijken, ineens ontzet en beschaamd door zijn optreden. „Het spijt me”, zei ze toen, „ik had het u moeten vragen.” Opeens kwam de gedachte in haar op dat hij gevaren vreesde voor haar invalide toestand. „Ik kon heus niet vallen”, begon ze. „Vaderis…” Toen brak ze af, want ze zag aan zijn ogen dat hij dat niet bedoeld had.

„We reden Kosja heus niet stuk, mijnheer”, zei Vaderis, „we deden het erg voorzichtig. En de tijd haal ik wel weer in, dat weet u wel.” Het klonk hemzelf kleinzielig in de oren.

Vergy knikte. Toen keek hij haar even schuw aan. „Het spijt me”, zei hij, „het blijft zoals ik gezegd heb.” Meteen liep hij weer de deur uit.

Ilze liet zich woordeloos van Kosja zakken, geholpen door Vaderis. „Nou”, zei ze toen perplex, „heb je daar begrip voor?”

Vaderis nam het gemoedelijk op. „Laat hem ook eens nukken hebben”, zei hij onaangedaan, „vanavond krijg ik een sigaar van hem. Tenslotte is hij een goeie baas.”

„Ja”, zei ze onzeker, „maar ook vreemd.” Ze keek nog steeds met verbazing in haar ogen naar de dichtgevallen deur, zich herinnerend hoe hij naar haar gekeken had. En toen ze later nog steeds nadenkend over zijn ogen weer buiten liep, wist ze dat ze van hem hield. Vanaf die dag begon ze hem voor de voeten te lopen met het talent van een verliefde vrouw: weloverwogen en altijd toevallig.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer