Opinie

Invoeren minimumstraffen niet effectief

Minimumstraffen zijn niet effectief, de betekenis ervan is vooral symbolisch, stelt mr. dr. Nico Kwakman.

13 February 2012 21:23Gewijzigd op 14 November 2020 19:21
Foto ANP
Foto ANP

Ondanks forse kritiek van de Orde van Advocaten, de Raad van State en de Vereniging voor Rechtspraak gaat het kabinet door met de invoering van minimumstraffen voor zware delicten. Allemaal adviseerden ze het kabinet de wet niet in te voeren. Maar het kabinet legt de adviezen naast zich neer en zet zijn plannen door.

Misdadigers die binnen tien jaar voor de tweede keer een ernstig misdrijf plegen, moeten een minimumstraf opgelegd krijgen, aldus het kabinet. Dat wil zeggen: ten minste de helft van de maximumstraf die voor het vergrijp staat. Het wetsvoorstel is tot stand gekomen onder grote druk vanuit de PVV-fractie.

Inhoudelijk valt er veel op het wetsvoorstel aan te merken. Zware straffen verkleinen de kans op recidive niet, zo laat wetenschappelijk onderzoek zien. Ook is nog nooit aangetoond dat zware straffen leiden tot een daling van de misdaadcijfers.

Het is van groot belang dat de rechter de straf op de individuele dader kan toesnijden. Dat vergroot de kans op succesvolle terugkeer in de maatschappij. Voor zulk ‘maatwerk’ hebben rechters straks minder ruimte.

Het kabinet zegt met de nieuwe wet tegemoet te komen aan een roep uit de samenleving om strengere straffen. Nederlandse rechters zijn echter al bepaald geen softies. Ook zonder dat de politiek hun daar opdracht toe heeft gegeven, zijn ze de afgelopen jaren veel strenger geworden. Deze wet doet daar, geheel overbodig, nog een schepje bovenop.

Toch kan ik wel begrip opbrengen voor het kabinet. De effectiviteit van de wet is twijfelachtig, maar strafrecht draait om meer dan effectiviteit alleen. Het heeft ook een belangrijke symbolische betekenis. Waarschijnlijk is het het kabinet te doen om de symboliek, om de ”normbevestiging”. Het kabinet geeft een krachtig signaal – en dat is zijn goed recht als democratisch gekozen wetgever. Wie het er niet mee eens is, moet de volgende keer maar op een andere partij stemmen.

Rechters hebben nu nog veel vrijheid bij het vaststellen van de strafmaat. Dat wordt straks minder. Een gedwongen tongzoen is een sprekend voorbeeld. Officieel geldt dat als een verkrachting, maar de rechter geeft er een relatief milde straf voor. Straks is de rechter gedwongen om iemand die zich voor de tweede keer schuldig maakt aan een gedwongen tongzoen de helft van de maximumstraf voor verkrachting op te leggen. Alleen in zéér uitzonderlijke gevallen kan van die strafmaat worden afgeweken.

En daarin schuilt het gevaar van de nieuwe wet. Rechters die de voorgeschreven minimumstraf niet passend vinden, zullen proberen de wet te omzeilen. Bijvoorbeeld door strafbare feiten minder snel bewezen te achten, de wet op eigen houtje heel ruim te interpreteren of ‘noodconstructies’ te bedenken.

Op die manier trekt de rechter steeds meer wetgevende en rechtsvormende taken naar zich toe. En dat is jammer. De wetgever en de rechterlijke macht moeten in elkaars verlengde werken. Door deze nieuwe wet gaat men stellingen betrekken. De verhoudingen tussen wetgever en rechter zullen verharden.

De auteur is universitair docent straf(proces)recht in Groningen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer