Cultuur & boeken

Doop noodzakelijk voor Vroege Kerk

In de eerste vier eeuwen vond er een verschuiving plaats van volwassendoop naar kinderdoop. Het boek ”De doop in de vroege kerk” laat deze ontwikkeling in de doopbediening zien.

dr. M. A. van Willigen

13 February 2012 11:34Gewijzigd op 14 November 2020 19:20

Twee gezaghebbende wetenschappers, H. F. Stander en J. P. Louw, maken in deze studie duidelijk hoe die ontwikkeling is gegaan. Veel citaten van belangrijke theologen uit de Vroege Kerk maken haar zichtbaar. Het boek is beknopt en biedt veel belangrijk materiaal. Om het kort te zeggen: een goudmijn.

In discussies over de doop worden auteurs uit de Vroege Kerk niet zelden geclaimd. Uit hun werken zou op te maken zijn dat ze de kinderdoop toelieten of daar reeds uitgebreid over spraken. De auteurs maken duidelijk dat de bronnen vaak niet goed worden geïnterpreteerd en dat allerlei ‘bewijzen’ voor de kinderdoop niet als zodanig kunnen worden gebruikt. Het ontmantelen van allerlei bestaande visies op grond van het eigenlijke materiaal gebeurt overtuigend en doet bij de lezer de ogen opengaan. De auteurs willen, zo stellen ze met nadruk, niet een bepaalde visie op de doop aanhangen. Wat ze willen is het historische ontwikkelingsproces laten zien. Daarbij valt op dat ze de aanwezigheid van de kinderdoop in de vroegere tijd wel zo veel mogelijk proberen te staven aan de hand van de bronnen.

Witte kleren

De doop werd in de Vroege Kerk als noodzakelijk gezien. Dit had te maken met de uitleg van Johannes 3:5: „Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan.” De geboorte uit water wordt in de Vroege Kerk gelijkgesteld met de ”regeneratio”, de wedergeboorte uit het water van de doop.

Deze gelijkstelling is essentieel. Immers, een ongedoopte zal volgens deze opvatting het Koninkrijk van God niet kunnen binnengaan. Iedere gelovige zal moeten worden gedoopt, alvorens hij of zij dit Koninkrijk kan binnengaan. In de huidige tijd, zo leggen de auteurs in een voetnoot uit, wordt de geboorte uit water als de natuurlijke geboorte gezien, waarbij het water dus als het vruchtwater wordt geïnterpreteerd.

De uitleg van Johannes 3:5 zoals die in de Vroege Kerk gangbaar was had echter grote gevolgen voor de visie op de doop. Want waarom is deze doop noodzakelijk? Om te betekenen en te bezegelen dat de zonden zijn weggenomen en dat de dopeling rein is voor Gods aangezicht. Deze reinheid wordt in de Vroege Kerk sterk benadrukt. Bijvoorbeeld door de witte kleren die de dopelingen dragen na de doop en door het grote accent dat gelegd wordt op het toekomstige leven, waarin de oude mens met zijn daden eens en voorgoed gekruisigd is.

Kleine kinderen

Het afwassen van zonden, want zó werd de doop in de Vroege Kerk primair gezien, geschiedt bij voorkeur bij volwassenen. Het spreekt immers voor zich dat zij het meest bewust beseffen wat zondenvergeving inhoudt. Kleine kinderen kunnen wel worden gedoopt, als het moet, maar ze zien toch veel minder in wat het voor henzelf betekent.

Daarom worden (kleine) kinderen pas gedoopt als ze ziek zijn en dreigen te overlijden. Gelet op de uitleg van Johannes 3:5 moeten ze in die gevallen wel gedoopt worden. Dat men dit zo strikt nam, wordt bevestigd door de vroegchristelijke discussies over niet-gedoopte martelaren. Zij kunnen wel het Koninkrijk van God binnengaan, zo is de visie, als zij gedoopt zijn in hun eigen bloed. Ook Augustinus legt veel nadruk op de noodzaak van de doop.

Theologische basis

De volwassendoop blijkt in de Vroege Kerk het sterkst vertegenwoordigd. Dit verbaast niet als we de visie op de doop hierbij betrekken. Toch komt ook de kinderdoop voor. De auteurs laten overtuigend zien dat de kinderdoop er in de eerste vier eeuwen van het christendom ook steeds geweest is. Minder overtuigend vond ik echter de poging om aan te tonen dat de kinderdoop vanaf de derde eeuw meer in beeld komt en geleidelijk de plaats begon in te nemen van de volwassendoop. Met name de geleidelijkheid van de ontwikkeling waarover gesproken wordt is voor mij de vraag.

Volstrekt niet gesteund door documenten is ook de bewering dat de ontwikkeling van de kerk zorgde voor een theologische basis „voor de aanvaarding van de zuigelingendoop.” Vanuit de bronnen ben ik ervan overtuigd dat het werkelijk heel anders is geweest. Mijn waardering gaat daarom niet zozeer uit naar de conclusies en stellingen die in dit boek te vinden zijn; wel naar het verzamelde materiaal, dat zeer de moeite waard is. Daarin krijgen zelfs catacombenschilderingen van de doop een plaats.


Boekgegevens

De doop in de vroege kerk, Hendrik F. Stander, Johannes P. Louw;
uitg. Boaz Multimedia, Veenendaal, 2010; ISBN 978 90 8121 835 1; 185 blz.; € 9,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer