Pedagoog: Problematische verwenning kind is vorm van verwaarlozing
Ouders die hun kinderen nooit nee verkopen, geen grenzen stellen en obstinaat gedrag van hun kroost goedpraten maken zich schuldig aan een vorm van verwaarlozing, waarschuwt pedagoog Willem de Jong. „Sommige ouders zijn meer maatjes dan opvoeders.”
Nederland kent ruim 100.000 problematisch verwende kinderen, becijfert De Jong op basis van gesprekken met docenten. Hij schreef er een boek over, ”Het verwende kind syndroom”, dat recent verscheen. De pedagoog bezoekt per jaar zeker vijftig scholen om docenten voor te lichten over autisme, ADHD, depressie, psychose en zelfverminking. Het valt hem op hoe weinig docenten en ouders erkennen dat gedragsproblemen van kinderen worden veroorzaakt door problematische verwenning.
„Ouders kunnen hun kind zodanig pamperen dat ze de ontwikkeling van hun zoon of dochter in de weg staan. De risico’s zijn groot als ouders hun kind te lang als te jong blijven behandelen. Ze zouden veel alerter moeten zijn op dat gevaar. Vroeger had je veel grote gezinnen. Na de eerste drie kinderen wisten papa en mama bij de overige vijf wel hoe ze moesten opvoeden. In de kleinere gezinnen van tegenwoordig is weinig vergelijkingsmateriaal aanwezig. Ouders van nu zijn erg gericht op de presties van hun kind, op het project kind. Ze stellen veel te hoge eisen.”
De Jong zou graag zien dat er bij scholen een bord kwam te staan met een uitstroomprofiel van de leerlingen. „Zodat zichtbaar is dat niet elke leerling die de middelbare school verlaat een atheneumdiploma op zak heeft. Sommige ouders leggen de lat veel te hoog. Niet zelden speelt daarin hun eigen falen op school mee. Zoon of dochter moet goedmaken wat ze zelf vroeger niet konden halen.”
Ouders realiseren zich volgens De Jong veel te weinig wat hun opvoedingstaken zijn. „Ze zijn meer maatjes dan opvoeders. Papa en mama werken allebei veel en hard, willen ’s avonds lekker op de bank ploffen en hebben geen zin om werkelijk tijd en aandacht aan hun kind te besteden. Terwijl elke investering in de opvoeding ontzettend belangrijk is, al is het maar een uurtje.”
Hetzelfde geldt voor het ochtendritueel, waarschuwt De Jong. „Er is weinig tijd om het kind zelf verantwoordelijkheid te laten nemen. Papa en mama moeten naar kantoor, dus er moet snel gegeten worden. Het kind van 4 jaar kleedt zich niet zelf aan, mama doet het wel even. De school wacht immers. Een kwartiertje eerder opstaan kan ook.”
Als ouders zich verdiepen in de opvoeding van een kind voorkomt dat volgens de pedagoog ook overspannen reacties als het in de opvoeding even niet zo gaat als ouders hadden verwacht. „Als kinderen bepaald gedrag vertonen, surfen niet weinig vaders of moeders in hoog tempo naar een forum op internet. Het zou veel beter zijn als ze in alle rust een goed boek zouden lezen over opvoeding en ontwikkelingsfases van hun kroost. Dat zou veel stress voorkomen. Mijn advies aan ouders is: Laat de televisie maar eens uit, stop met flauwekul als Twitter en Facebook en verdiep je in de opvoeding.”
Twee zaken zetten De Jong aan tot het schrijven van zijn boek. „Ik zie ouders die hun kind problematisch verwennen, maar niemand uit de omgeving durft er wat van te zeggen. Bovendien kom ik op scholen tegen dat de schoolpsycholoog een obstinaat kind het label opplakt van ”oppositioneel opstandige gedragsstoornis” (ODD). Hij schrijft psycho-educatie en medicijnen voor, terwijl het kind geen stoornis heeft maar een opvoedprobleem.”
Problematische verwenning staat gelijk aan verwaarlozing, stelt De Jong. Dat laat volgens de pedagoog ook direct de ernst van het probleem zien. In de literatuur kwam hij nauwelijks iets tegen over problematische verwenning en overbeschermende ouders, terwijl de gevolgen voor het kind ook op latere leeftijd groot kunnen zijn.
„Ik bezocht onlangs een symposium. Een docent uit groep 7 kwam naar me toe en bedankte me voor het verhaal. Ze vertelde me dat zij zo’n kind was geweest dat vroeger speelde in een achtertuin die volledig uit rubberen tegeltjes bestond. „Alles wat ik wilde doen was gevaarlijk of vies”, zei ze. „Het heeft mijn ontwikkeling geremd. Ik ben in behandeling geweest voor fobieën en een eetstoornis.” Het relaas van de vrouw laat zien hoe verstrekkend de gevolgen kunnen zijn als de zogeheten broeikasouders het kind overbeschermen.”
Andere gevolgen kunnen volgens De Jong depressie en angst zijn. „Bovendien kunnen problematisch verwende kinderen later moeite krijgen met autoriteit van een baas, omdat hun ouders thuis nooit grenzen aangaven. Dat kan zelfs leiden tot relatieproblemen. Bij mannen is het Peter Pansyndroom een bekend verschijnsel: ze jagen groene, frisse blaadjes na en schieten daardoor steeds naar een andere vrouw. Ze zoeken een soort tweede of derde moeder en gedragen zich veel te jong, zijn niet gelukkig en hebben een negatief zelfbeeld.”
Problematisch verwende kinderen kampen niet alleen op latere leeftijd met problemen. Op school gaat het al mis, signaleert De Jong. „Sommige vaders en moeders komen direct naar de leerkracht toe als er iets aan de hand is. Ik noem ze de eisende ouders. Er zijn er bij die geen greintje fatsoen hebben en de docent bejegenen als hun kleine broertje. Terwijl leerkrachten ervaren pedagogen zijn die al honderden kinderen langs hebben zien komen.”
De Jong noemt het voorbeeld van een leerling uit 3 vmbo die iets heeft misdaan. „De docent liet hem het schoolplein vegen. De vader belde zijn zoon en vroeg waar hij bleef. Toen hij van de straf hoorde, zei de vader: Jongen, onzin, kom maar naar huis. ’s Avonds belde de docent de jongen op en vroeg hem of hij thuis ook wel eens klusjes moet doen. De jongen antwoordde bevestigend, waarop de docent zei: „Dat hoeft van mij echt niet hoor.” Ouders moeten niet tegenover docenten staan, maar juist samen met hen optrekken. Ze hebben uiteindelijk dezelfde belangen.”
Eisende ouders, die vanuit overbeschermende gevoelens menen te moeten opkomen voor hun kind, zijn erg lastig, weet De Jong. „Docenten durven het probleem van de problematische verwenning niet aan de orde te stellen, omdat ze bang zijn voor de reactie van de ouders, die tegenwoordig niet op hun mondje zijn gevallen. Sommigen zijn helemaal de weg kwijt. Als ze een ouderavond bezoeken, zeggen ze tegen de docent: „Mijn zoon maakt zijn huiswerk niet of slecht. Wat ben je van plan daaraan te gaan doen?” Ze leggen de verantwoordelijkheid bij de docent. Dat is de omgekeerde wereld.”
Mede n.a.v. ”Het verwende kind syndroom”, door Willem de Jong; uitg. Pica, Huizen, 2011; ISBN 978 90 7767 168 9; 160 blz.; € 17,50.
„Kinderen zijn prinsjes en keizertjes geworden”
Ontwikkelingspsycholoog Steven Pont deed zo’n vier jaar geleden onderzoek op kinderdagverblijven en zag daar dat een vijfde van de ouders zo beschermend is dat ze de ontwikkeling van het kind remmen.
„Ouders stellen abnormale eisen. Als ik briefjes aan de muur zie hangen met teksten als: ”Ellen mag alleen gefilterd water” en ”Basje moet zingend worden wakker gemaakt, anders schrikt hij zo”, frons ik mijn wenkbrauwen. Andere vaders en moeders willen absoluut niet dat hun kind buiten het kinderdagverblijf speelt en vies wordt.”
Beschermend ouderschap wordt volgens Pont algemeen gezien als goed ouderschap. „De commercie speelt daar handig op in. Tegenwoordig kun je zelfs kniebeschermers kopen voor kinderen die gaan kruipen. Te gek voor woorden.”
Kinderen leren volgens Pont op twee manieren: via instructie en door ervaring. „De nadruk is veel te veel op instructie komen te liggen en de ervaring is ondergesneeuwd. Ze moet weer terug in het leven van kinderen.”
De psycholoog signaleert vanaf de jaren zeventig een omslag die zich nu meer en meer gaat wreken. „Tot die tijd draaide het in de opvoeding om het afleveren van fatsoenlijke burgers. Daarna ging de knop om en werd alles gericht op het geluk van burgers. Er deed zich een explosie voor van opvoedboeken. Welvaart en individualisering werkten door in de opvoeding. Kinderen zijn prinsjes en keizertjes geworden.”
Als uitvloeisel van het individualisme wordt volgens Pont op kinderdagverblijven de uniciteit van het kind benadrukt, het persoonlijke ikje. Op kinderdagverblijf De Benjamin in Nistelrode werkt Pont aan een pedagogiek die het tij moet keren.
„Daar leren we kinderen al op heel jonge leeftijd om zich aan anderen te verbinden. Als Jordi ziek is, wordt de kinderen duidelijk gemaakt dat een groepslid ziek is. Dat schept onderlinge verbondenheid. Deze vorm van pedagogiek heeft ook gevolgen voor het speelgoedbeleid. Je kunt als kinderopvang twee fietsjes kopen, maar je kunt ook kiezen voor één fietsje met aanhanger. Dat bevordert het samenwerken tussen kinderen, en ze leren op hun beurt te wachten om zelf te mogen fietsen”, aldus Pont.
De kinderdagverblijven zijn als branche te zwak om een antwoord te formuleren op de verdergaande individualisering, waarschuwt Pont. „Ze gaan te veel mee in de individualisering en in de wensen van ouders, terwijl ze juist de mogelijkheid hebben om een krachtig tegengeluid te laten horen. Zij hebben immers de kinderen als groep bij elkaar. De nadruk ligt zelfs al bij 0- tot 4-jarigen op het cognitieve vlak. Ze moeten later presteren. Dat alles gaat ten koste van de sociale vaardigheden. Juist als kinderen op jonge leeftijd sociale vaardigheden ontwikkelen en leren met anderen te spelen, gaat het later ook beter op het cognitieve vlak. Andersom is die vanzelfsprekendheid er niet.”
Verwenning
Problematische verwenning is in te delen in drie categorieën. Ouders kunnen hun kind bedelven onder het speelgoed en buitenproportioneel veel zakgeld (materieel). Als ze bij ongewenst gedrag niet ingrijpen, het goedpraten en de schuld geven aan anderen is er sprake van pedagogische verwenning. Affectieve verwenning houdt in dat ouders een overdaad aan liefde en positieve aandacht voor hun kind hebben, juist ook als er corrigerend zou moeten worden opgetreden.