Salafisten sneden bewaker kerk Caïro de keel door
Zeker, kopten hebben nog altijd bepaalde rechten in Egypte. Maar als de volkswoede zich tegen hen keert, beginnen ze niets. Hanan Saleh Saad kan ervan meepraten. Ze werd afgelopen jaar weduwe, met dank aan de opmars van de salafisten. „Hij belde nog terwijl ze eraan kwamen, maakte grapjes. Nu is hij martelaar.”
Imbaba is een stad op zichzelf. De volkswijk, onderdeel van Caïro, telt een kleine 400.000 inwoners. Die zijn, eufemistisch uitgedrukt, niet allemaal in even goeden doen. Hoge appartementencomplexen worden slechts door nauwe, zanderige straatjes van elkaar gescheiden. De zon weet nauwelijks door te dringen tot op de grond. Wapperend wasgoed absorbeert ieder straaltje dat het toch probeert.
Kinderen spelen op straat; twee mannen takelen een kruiwagen aan een kabel naar boven. Vrouwen kijken verscholen vanaf de balkons naar de dagelijkse drukte.
Koptische kruizen
Een blik in een van de smalle steegjes levert een verrassend beeld op. Twee grote gele koptische kruizen, bevestigd op een betonnen koepel, steken af tegen de felblauwe lucht. Imbaba is het thuis van heel wat koptische christenen in Egypte.
Maar niet alleen van hen. Islamitische militanten vinden vanouds eveneens een thuis in het dichtbevolkte stadsdeel. Als het aan bepaalde groepen radicale moslims ligt, verandert dat echter vandaag nog. Ze hebben het eerder geprobeerd. In de vroege jaren negentig wist de islamistische groep Jama’a Islamiya tijdelijk de macht over te nemen in Imbaba. De Islamitische Republiek van Imbaba was een feit, zij het voor korte tijd. In december 1992 marcheerden meer dan 12.000 militairen de wijk binnen en herstelden in zes weken tijd een fragiele orde.
Gescheurd behang
In de vroege ochtend van zondag 8 mei 2011, enkele maanden na het aftreden van president Mubarak, gaat het opnieuw mis. Grote groepen salafisten verzamelen zich voor een van de kerken in de wijk. De reden: het nooit bevestigde gerucht dat de kopten een meisje in de kerk vasthouden dat zich tot de islam heeft bekeerd. „Een moslimjongen zou met haar trouwen”, zegt Hanan Saleh Saad, lid van de betreffende kerk. „Maar dat meisje is nooit gevonden. Ze bestaat helemaal niet.”
Saleh Saad doet haar verhaal in haar armoedige appartement midden in de wijk Imbaba, waar ze al jaren woont. Het behang is gescheurd; de ruimte waar ze haar gasten kan ontvangen is maar een paar vierkante meter groot. Teruggetrokken zit ze in een hoekje van de bank. Haar twee dochters Miryam (14) en Mirna (7) zitten dicht tegen haar aan. Zoon Mina (17) is niet thuis.
De inkomsten waar het gezin van leefde, kwamen van haar man, Saleh Aziz Salieb. „Hij was bewaker en schoonmaker van de kerk, al vijf jaar”, legt Saleh Saad met zachte stem uit. „Hij werkte er ook ’s nachts. Op zondagavond kwam hij terug; de maandag bracht hij altijd met ons door.”
Maar op zondag 8 mei kwam Aziz Salieb niet terug. Hij zou nooit meer terugkomen. Honderden moslims verzamelen zich in de nacht van zaterdag op zondag bij de kerk. Molotovcocktails vliegen door de lucht, er wordt met messen gezwaaid. Volgens ooggetuigen lopen kopten wanhopig over straat. „We offeren onze zielen en ons bloed voor het heilige kruis”, roepen ze. „We offeren onze zielen en ons bloed voor de islam”, roepen de belegerende salafisten terug.
Op dat moment belt Aziz Salieb nog één keer met zijn vrouw. „Het was eigenlijk een heel normaal gesprek”, herinnert ze zich. „Hij lachte en maakte grapjes met me, terwijl de salafisten al voor de deur stonden. Tot het laatst toe bleef hij heel luchtig. Hij zei: Als ze me aanvallen, word ik martelaar. Maar we zullen elkaar hoe dan ook terugzien!”
Lange baarden
De deur van het kleine appartement gaat open. Mina, de enige zoon van Saleh Saad en haar man, stapt binnen. Hij gaat zitten op een wankele stoel. Toen zijn vader zijn laatste telefoongesprek voerde, is hij naar de kerk gegaan. „Ik kwam er rond middernacht aan. Overal rond de kerk zag ik mensen met lange baarden; salafisten. De kerk was juist in brand gestoken; het vuur begon op te laaien. Mensen zaten opgesloten in de kerk. Sommige salafisten gingen naar binnen en staken de kerk ook aan de binnenkant in brand. Met anderen heb ik geprobeerd de kerk in te komen, maar de moslims die voor het gebouw stonden, lieten ons dat niet toe.” Even is hij stil. „Ik wist dat mijn vader binnen was. Ik kon niet denken, ik móést naar binnen.”
Maar toekijken was het enige wat overbleef. Drie brandstichters konden niet meer terug naar buiten omdat de ingang in lichterlaaie stond, zag Mina. „Zij zijn toen naar het dak gegaan. Eén sprong naar beneden en stierf direct. De twee anderen zijn ook overleden.”
Pas uren later, toen de brand over het hoogtepunt heen was en de meeste salafisten waren weggetrokken, lukte het Mina om met andere christenen de kerk binnen te komen. „Mijn neven vonden mijn vader bij het altaar.” Zijn moeder, met monotone stem: „Dat was zijn plek. Zijn keel was doorgesneden. In zijn hoofd zat een kogel. Zijn lichaam was verbrand.”
Wraak
In die zwarte meinacht vielen in totaal twaalf doden, zowel christenen als moslims. De beelden van de brandende kerk gingen in de week die volgde de wereld over. Kopten in Egypte maakten zich kwaad over de afzijdigheid van het Egyptische leger en de andere veiligheidsdiensten, die wel aanwezig waren maar pas ingrepen toen het te laat was.
Toch denken de weduwe van Aziz Salieb en hun kinderen niet aan wraak. „God zal wraak nemen”, zegt zoon Mina stellig. „Dat is al gebleken. Drie van de daders zijn zelf gedood doordat ze in de val kwamen te zitten.”
Maar hoe het verder moet, weten ze eigenlijk niet. „Ik denk niet aan de toekomst”, fluistert Saleh Saad. „Ik maak geen plannen zoals toen hij nog leefde. Als ik dat wel doe, lijkt het soms alsof ik mijn verstand verlies. Dan weet ik niet hoe het verder moet. Ja, ik geloof dat hij op een betere plek is, maar tegelijkertijd kan ik niet zonder hem leven.”
Mina knikt. „Ik wil doorgaan met mijn opleiding, dat was de droom van mijn vader. Maar tegelijkertijd weet ik niet goed hoe. Ik heb minder tijd nu ik de man in huis ben.”
Hoeveel de aanvallers ook hebben verwoest, één ding hebben ze niet kunnen aanwakkeren in het gezin van Saleh Saad: de vlam van de angst. Sterker, die vlam is uitgedoofd, zegt Mina. „Ik ben niet bang meer voor wat er komt. Zelfs als de aanvallers terug zouden komen en mij doden, weet ik dat ik bij mijn vader zal zijn.”
Zijn moeder ervaart het net zo. „Een gek gevoel is dat. Vóór zijn dood was ik bang voor wat er met ons als christenen in Egypte zou kunnen gebeuren. Maar dat is weg. Zelfs mijn dochter Mirna is niet bang meer. We weten nu dat we een zwakke minderheid in Egypte zijn, en dat dit soort dingen vaker gebeurt. Ik besef nu heel goed dat iemand zijn leven in een seconde kan verliezen. Dat besef heeft me dichter bij God gebracht. Dat is het enige wat zeker is: Zijn armen zijn om ons heen.”
Geweld tegen christenen neemt toe
Dat christenen in Egypte aangevallen worden door radicale moslims is niet uitsluitend het gevolg van de revolutie waardoor president Mubarak –die radicale groepen keihard aanpakte– het veld moest ruimen. Al vóór diens aftreden ging het in Egypte herhaaldelijk mis, met als dieptepunt de bomaanslag op een kerk in Alexandrië op 1 januari 2011 waarbij enkele tientallen kopten het leven lieten.
Wel is er in de maanden sinds de val van Mubarak duidelijk meer geweld tegen christenen geweest dan in dezelfde periode daarvoor. Meestal betreft het aanvallen van groepen salafistische moslims, waarbij de overheid niet of pas laat ingrijpt. Voorbeelden daarvan zijn de aanval op een kerk in Marinab in het zuiden van Egypte en de verstoring van een christelijke demonstratie door moslims half november.
Maar niet altijd zijn islamitische groepen de aanstichter; ook het leger zelf grijpt soms hard in. Het beruchtste voorbeeld daarvan dateert van 9 oktober 2011, toen christenen bij het televisiegebouw in Caïro demonstreerden tegen de eerdergenoemde aanval op de kerk in Marinab. Veiligheidstroepen beëindigden de demonstratie door onder meer over de aanwezigen heen te rijden met legervoertuigen en door gericht te schieten. Er vielen bijna dertig doden en enkele honderden gewonden.
Overigens heeft het leger niet alleen bij de meeste christenen zijn krediet verspeeld. Ook tegen andere demonstranten wordt hard opgetreden. Veel Egyptenaren constateren dat de dictatuur van Mubarak gewoon wordt voortgezet, met als enige verschil dat niet een president maar de legerleiding de lakens uitdeelt.
Opstanden in het Midden-Oosten veranderen de mentale kaart van het gebied ingrijpend. De meeste blikken zijn gericht op de Halve Maan, het islamitische hartland direct ten oosten van de Middellandse Zee. Wat staat dit gebied te wachten? Blijft er ruimte voor christenen? Op reis door de Levant, op zoek naar antwoorden. Deze week: Egypte.