Cultuur & boeken

Bundel over buitenlandse theologiestudenten in Kampen

”De wereld in huis”. Onder deze titel bracht de Theologische Universiteit Kampen de buitenlandse studenten in beeld die er sinds 1970 hebben gestudeerd. De apartheid in Zuid-Afrika neemt in deze bundel een prominente plaats in.

dr. ir. J. van der Graaf

2 February 2012 10:11Gewijzigd op 14 November 2020 19:03
De latere ANC-voorman Allan Boesak was de eerste zwarte student aan de Kamper universiteit. Foto ANP
De latere ANC-voorman Allan Boesak was de eerste zwarte student aan de Kamper universiteit. Foto ANP

De Theologische Universiteit Kampen begon in 1854 als Theologische School voor de afgescheidenen en is sinds 2007 geïntegreerd in de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). Hoewel er altijd studenten uit den vreemde in Kampen waren, kwam de grote golf na 1970. Sindsdien hebben ongeveer 280 buitenlandse studenten in de Hanzestad gestudeerd, voornamelijk uit Zuid-Afrika, Korea en Indonesië.

Na 1970 kwam er ook een toestroom van zwarte Zuid-Afrikanen, aanvankelijk naast maar later in plaats van hun blanke landgenoten. In dit boek ligt de focus vooral op deze zwarte Zuid-Afrikanen, de Koreanen en de Indonesiërs. De jaren zeventig worden intussen gekenmerkt, zo zegt het inleidende hoofdstuk, door de veranderingen „zowel op moreel gebied als in de theologie”, binnen de Gereformeerde Kerken.

Apartheid

Onvermijdelijk krijgt de apartheid in Zuid-Afrika een prominente plaats in deze bundel. Allan Boesak was de eerste zwarte student. Hij heeft in de omwenteling in Zuid Afrika een grote rol gespeeld. Vorig jaar liet hij weten: „Wat Kampen uniek maakte was zijn impliciete vertrouwen in het zwarte noodleiderschap in de gereformeerde kerken in Zuid Afrika.” Ook anderen die in Kampen studeerden speelden in de strijd tegen apartheid een min of meer belangrijke rol.

De auteur schetst, voordat de studenten aan bod komen, zowel in de bijdrage over Zuid-Afrika als in die over Indonesië en Korea, in grove lijnen allereerst de historische context, respectievelijk vanaf de Voortrekkers en de Verenigde Oost-Indische Compagnie.

Polarisatielijnen

Een kernvraag in het boek is of er sprake is geweest van wederzijdse beïnvloeding van de studenten en de universiteit. De vraag die naar mijn oordeel niet ten volle wordt uitgediept is wat er eerst was: het ei of de kip. De jaren zeventig werden wereldwijd gekenmerkt door de zogeheten bevrijdingstheologie. Kregen de zwarte studenten daar een portie van mee uit Kampen of brachten ze die theologie vanuit hun thuisland binnen?

Binnen de faculteit, zo maakt dit boek duidelijk, kwamen er ook polarisatielijnen aan het licht. Prof. dr. G. Th. Rothuizen, bij wie Allan Boesak promoveerde op een proefschrift over ”zwarte theologie”, conformeerde zich sterk met de bevrijdingsstrijd. Hij wilde „een Hollandse bevrijdingstheologie” ontwikkelen.

Prof. dr. H. N. Ridderbos, die een „bijzondere band” met Zuid-Afrika had, nam alle blanke Zuid-Afrikaners die promoveerden voor zijn rekening. Hoewel hij bepaald geen racist was en kritischer werd op de apartheidspolitiek, stond hij zeer kritisch tegenover de bevrijdingstheologie. Hij zag de daarmee verwante theologische ontwikkelingen in Kampen, evenals aan de VU, met lede ogen aan.

Belijdende kring

Bij het lezen van vooral dit onderdeel van het boek komen de roerige jaren zeventig me weer helder voor de geest. De discussies rond de politieke theologie, in Zuid-Afrika ondersteund vanuit de Broederkring die in 1980 werd omgedoopt tot Belijdende Kring, waren heftig. Die heftigheid vinden we in de beschrijving helaas niet terug. Want het was nogal wat, dat het lijden van de zwarte bevolking getekend werd als „een lange Goede Vrijdag.”

God was ”partijganger der armen” en Jezus ”de zwarte Messias”, terwijl marxistische kaders inzake gerechtigheid niet werden geschuwd. De echo daarvan vindt men ook terug in de Belharbelijdenis. Het karakter van dit boek laat uiteraard niet toe dat de bevrijdingstheologie uitvoerig wordt geëxpliciteerd. Maar meer aandacht voor de tegenstem zou op zijn plaats zijn geweest. Prof. dr. K. Runia bijvoorbeeld wordt slechts één keer bij name genoemd.

Het hoofdstuk over de Koreaanse studenten ademt een andere geest. „De leer en traditie staan (bij hen) op een onaantastbaar niveau. Een van de motieven om in Nederland te studeren is dat Nederland (vanouds) een christelijk land is en dat men hier al veel langer en dieper geworteld is in de reformatorische traditie, waar dat in Korea nog maar een proces van drie of vier generaties is. Men wil die traditie beter leren kennen en ermee leren werken.” De schrijver noemt het dan ook terecht ironie dat dit gebeurde „in een periode dat in gereformeerd Nederland, ook aan de Theologische Universiteit Kampen, die traditie het vroegere onaantastbare gezag verloor en de kritiek en de mentale afstand groeiden.”

Calvijn

De auteur stelt in zijn conclusie dat „de Nederlandse neocalvinistische theologie, met Abraham Kuyper als de meest pregnante naam” een bijzondere rol heeft gespeeld, tegen de achtergrond waarvan allerlei groepen een eigen verhouding moesten vinden. Als daaraan wordt toegevoegd: „Calvijn als achterliggende inspiratiebron” rest voor mij de vraag of hier niet ten onrechte calvinisme en neocalvinisme in één adem worden genoemd.

Na de zomer van 2012 verdwijnt de opleiding uit Kampen naar Amsterdam en Groningen, na ruim 150 jaar theologiebeoefening met een respectabele staat van dienst, ook voor studenten uit het buitenland.


Boekgegevens

De wereld in huis. Buitenlandse theologiestudenten in Kampen, 1970-2011, Menno van Oel;
uitg. Protestantse Theologische Universiteit, Kampen, 2011; ISBN 978 90 7395 485 4; 172 blz.; € 21,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer