Binnenland

Jonge piloot zet zich in tijdens watersnood in 1953

Water, overal water. Hier en daar een dak, een toren, een boomtop. Als een van de eersten vloog Koos Francoys in 1953 boven het gebied dat door de watersnood was getroffen. Later daalde hij aan een kabel af op het dorpsplein van Kruiningen om te zien of zijn grootouders de ramp hadden overleefd.

L. Vogelaar
30 January 2012 18:23Gewijzigd op 14 November 2020 18:59
Een journalist in Kruiningen fotografeerde Koos Francoys terwijl hij aan een kabel werd opgehesen vanaf het dorpsplein. Foto uit collectie J. J. Francoys
Een journalist in Kruiningen fotografeerde Koos Francoys terwijl hij aan een kabel werd opgehesen vanaf het dorpsplein. Foto uit collectie J. J. Francoys

Golven storten zich op de kade; een eenzame man luidt de noodklok. De storm huilt. Monotoon klinkt de stem van de nieuwslezer door de kamer.

„Nietsvermoedend zette ik die morgen de radio aan”, vertelt J. J. Francoys op de dvd waarop hij zijn herinneringen aan de watersnood vastlegde. Al jaren is de 81-jarige Zoetermeerdenaar doende zijn leven in beeld en geluid vast te leggen. „Ik ben gevorderd tot 1989 en nu aan m’n achttiende dvd bezig. Daarvoor gebruik ik de fragmenten die ik in de loop der jaren heb verzameld; in totaal tachtig banden van drie uur vol.”

Zo legde hij zijn herinneringen vast aan zijn jeugd in Apeldoorn, de hongertochten naar Friesland tijdens de oorlogsjaren en zijn loopbaan bij de Koninklijke Luchtmacht, de laatste vijf jaar als commandant van Vliegbasis Ypenburg. De watersnood was de eerste ramp waarbij hij werd ingezet. Later volgden onder meer een overstroming in Zagreb en aardbevingen in Skopje en Teheran.

Verkenning

Na de watersnood op 1 februari 1953 werden de militairen naar de kazernes geroepen. „Ik was tijdelijk op Vliegbasis Deelen gestationeerd. Met veertien verkenningsvliegtuigen –Austers en Pipers– vlogen we naar Woensdrecht. Daar was het een chaos; er was nauwelijks informatie over de omvang van de ramp. Daarom besloten we eerst maar eens op verkenning te gaan. Ik vloog richting Kruiningen. Wat ik zag, was verbijsterend.”

Een groot deel van oostelijk Zuid-Beveland was door de golven verzwolgen. Kruiningen was deel van de zee. Huizen waren ingezakt; de haven was weggeslagen, de veerpont door het dijkgat het land ingesleurd.

Francoys koerste naar het noorden. Kortgene: water. Schouwen-Duiveland: water; alleen het duingebied bij Haamstede leek droog. Goeree-Overflakkee: water, met uitzondering van de polders van Melissant en Dirksland. Sint Philipsland. Tholen. Noordwest-Brabant. Overal water.

Diep onder de indruk landde de piloot weer op Woensdrecht. Met zijn collega’s maakte hij de balans op. Vliegtuigen konden in het rampgebied niet landen; en Nederland bezat slechts één helikopter. Gelukkig schoten de Amerikanen en de Engelsen met hun heli’s te hulp. Francoys en zijn collega’s zochten vanuit hun vliegtuigen de plaatsen op waar hulp nodig was, waarna de helikopters er probeerden te landen.

„Een radioamateur in Haamstede vroeg om een chirurg en medicijnen. Die bracht ik ernaartoe. Ik wist dat er een vliegveldje lag. De Duitsers bleken dat echter tijdens de oorlog onklaar gemaakt te hebben door greppels te graven. De enige plaats waar ik kon landen was het strand. Gelukkig was het eb.”

Kabel boven Kruiningen

„Terug in Woensdrecht parkeerde ik de Auster naast een Engelse helikopter. Ondertussen zat ik in spanning over mijn familieleden, die bijna allemaal in en rond Kruiningen woonden. Mijn grootouders Francoys en Krijger woonden daar pal naast elkaar. Ik vroeg aan die Engelse piloot of we er konden gaan kijken.

Het was laagwater, dus hij zou op het dorpsplein kunnen landen. Er bleken echter twee kabels van de straatverlichting kruiselings boven het plein te hangen. Door de haast om naar Kruiningen te vliegen voordat het donker werd, had de piloot het harnas vergeten waaraan hij mensen kon neerlaten of optakelen. Er zat niets anders op dan dat ik de staalkabel met beide handen omklemde en me zo op het plein liet zakken.

Ik werd ontvangen door de burgers die bij de evacuatie van Kruiningen waren achtergebleven. Er liep ook een journalist rond. Die maakte foto’s toen ik aan die kabel hing. Van de dorpelingen hoorde ik dat mijn grootouders door een dakraam hun huis hadden kunnen verlaten en met een bootje waren gered. Ik seinde naar de heli en werd weer opgehesen. Mijn handen zakten tot op de loden bal die onder aan de kabel hing. Op het moment dat ik overpakte om de kabel weer beet te pakken, zwaaide ik met mijn benen om hogerop te komen. Precies op dat ogenblik is een van de foto’s gemaakt.

Terug in Woensdrecht belde ik mijn ouders in Apeldoorn, die in grote spanning zaten. Mijn grootouders zijn naar westelijk Zuid-Beveland geëvacueerd; een aantal ooms en tantes vond bij m’n ouders onderdak.”

Boodschap voor Melissant

”Goeree verzwolgen”, had De Telegraaf met grote letters gemeld. „Maar ik had gezien dat Melissant drooggebleven was. De polders eromheen waren drassig, dus ik kon er alleen landen op een klein voetbalveldje. Op een vliegkaart krabbelde ik het bericht dat ze de telegraafpalen op het dijkje ernaast weg moesten halen. Die kaart gooide ik uit het vliegtuig. Even later zag ik dat de palen werden omgezaagd. Toen kon ik landen. Van een luchtmachtsergeant die er leidinggaf kreeg ik een lijstje mee van spullen die ze hard nodig hadden, zoals rubberen handschoenen.

Toen ik in Woensdrecht terugkwam, was daar groot alarm geslagen: op het Hollands Diep was een veerboot met 240 mensen gezonken. We vlogen erheen om zwemvesten uit te werpen, maar er was niets te zien. Loos alarm.”

Vliegtuigen vermist

De volgende klus: twee politieagenten naar Haamstede brengen. „We gingen met twee vliegtuigen. Mijn collega landde eerst, maar toen ik boven het strand kwam, zag ik dat hij over de kop geslagen was. Het zand was kennelijk te rul. Aan de rand van het vliegveldje vond ik een smalle strook zonder greppels. Daar zette ik mijn toestel aan de grond.”

De vloed kwam op en zou het strand weer blank zetten. Samen met een aantal brandweerlieden sjorde Francoys de Auster van zijn collega een duin over, naar een veilige duinpan, want door de opkomende storm kon hij niet meer opstijgen.

De vliegers kregen een slaapplek in hotel De Schouwsche Boer, dat vol vluchtelingen zat. „Via een zender stuurden we bericht dat we op Schouwen zouden overnachten. Later hoorden we via de radio dat er twee vliegtuigen werden vermist. Blijkbaar was ons bericht niet opgevangen.”

Elektriciteit was er niet. „We waren op ons hotelkamertje al blij met een stompje kaars. Het stormde die nacht weer, maar de volgende morgen kon ik op een slingerweggetje opstijgen.”

Slachtoffers

Na een week was de hulp van de piloten niet meer nodig en vlogen ze terug naar Deelen. Als dank ontving Francoys later een oorkonde van de bevolking van Flakkee en een zilveren lepeltje met het plaatselijke wapen.

Langzamerhand werd duidelijk hoeveel slachtoffers de ramp had gevergd: meer dan 1800 mensen, en een enorm aantal dieren. „Een zus van oma Francoys was door een plotselinge golf meegesleurd toen ze van haar huis naar het schuurtje liep. Ze is nooit teruggevonden.”

Er kwam een hulpactie van ongekende omvang op gang. „Mijn vader en vier andere tekenleraren ontwierpen ansichtkaarten voor het Nationaal Rampenfonds.”

Ongeschonden

Beurzen open, dijken dicht, was het motto, maar dat laatste duurde nog even. Toen de polders waren leeggepompt, bleef een dikke laag slib en rommel achter. Koos Francoys hielp bij het schoonmaken van het huis van zijn grootouders. Uit het slib kwam iets tevoorschijn dat op een dweil leek. „Het bleek echter een schilderij te zijn dat vader op de tekenacademie voor zijn ouders had gemaakt. Het had een halfjaar in het zoute water gelegen, maar toen hij het schoonmaakte, bleek het nagenoeg onbeschadigd te zijn.” Francoys heeft het aan de muur hangen, als een kostbare herinnering.

De gebeurtenissen staan in zijn geheugen gegrift. „Tot in detail.” Hij was 22 toen hij zich inzette in het zwaar geteisterde Zuidwest-Nederland. „Als vlieger was je in die dagen zo vrij als een vogel. Je moest steeds improviseren. Eigenlijk overtrad je tal van regels die je had geleerd, maar je deed het omdat er hulp geboden moest worden.”

Dit is eerste deel in een serie artikelen rond het Jaar van het Water.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer