Niet alleen kopten vrezen nieuw bewind Egypte
„Een Arabische lente?” De koptische priester Yostos Kamel, in zijn kerk in Caïro, laat heel even in zijn hart kijken voordat hij weer in zijn diplomatieke jargon vervalt. Schamper: „Het zal een bijzonder koude winter zijn.”
„Kom, ik zal je eens wat laten zien.” Directeur Ramez Atallah van het Egyptisch Bijbelgenootschap opent een scan van een oude foto op zijn computer. Vijf vriendinnen poseren aan het eind van de jaren veertig in de kenmerkende sepiakleuren op het strand van Alexandrië. De meiden dragen korte broeken en een van hen heeft zelfs een bikini aan. „Dit is mijn tante”, wijst Atallah. „Stel je voor! In die tijd waren er zelfs in Holland nauwelijks bikini’s.”
Dat soort kledij is in het Egypte met een politieke meerderheid voor moslimbroeders en salafisten echt passé, is de boodschap van Atallah in zijn kantoor in Caïro. Maar hij zegt er nog iets bij. „We moeten de situatie niet erger maken dan die is. Moslimbroeders hebben weinig problemen met kopten. Waarom? Omdat de meeste christenen in Egypte conservatief zijn, net zoals zij. Ze zouden toch nooit in een bikini gaan zwemmen.”
Dat valt, op bezoek bij de koptisch-orthodoxe Kerk van de Maagd Maria en de Engel in de volkswijk Imbaba in Caïro, inderdaad moeilijk voor te stellen. Priester Yostos Kamel zit in zijn met goud overdekte iconen en koptische schilderijen behangen kantoor.
Zilveren kruis
Geregeld druppelen degelijk geklede, voornamelijk vrouwelijke kerkgangers binnen voor advies van vader Kamel. Met vrouwen die huwelijksproblemen hebben, maakt hij een vervolgafspraak. Anderen hebben een vraag over een godsdienstige kwestie, of zijn dermate armlastig dat ze schoorvoetend een beroep doen op de kerkelijke kas.
Priester Kamel hoort hen allemaal aan, legt soms een groot zilveren kruis op het hoofd van de bezoeker. En vooral blijft hij rustig, terwijl hij voor iedereen een vriendelijk woord heeft. Misschien geeft hij met die houding nog wel het beste advies voor christenen in Egypte: rustig en vriendelijk blijven, ook al gaat het slechter met het land. „Ook onder president Mubarak waren we niet heel blij met de situatie”, verduidelijkt Kamel. „Maar het was het beste van het slechtste. Op dit moment gaat het duidelijk bergafwaarts.”
Toch is dat vooralsnog geen reden om paniek te creëren, bezweert de eerwaarde. „We weten niet waar het uiteindelijk naartoe gaat. Het is nu simpelweg nog te donker in Egypte om een witte van een zwarte draad te kunnen onderscheiden.”
Maar aan het eind van het gesprek valt Kamel heel even uit zijn rol. „Een Arabische lente?” Hij lacht schamper. Dan, gedecideerd: „Het zal een bijzonder koude winter zijn.”
Islamitische gewaden
Intussen zijn er in het straatbeeld al duidelijk verschillen aan te wijzen met het Egypte van vóór de opstand, die een jaar geleden –op 25 januari– uitbrak. Zo is het aantal mannen dat met baarden en islamitische gewaden in Caïro op straat loopt, flink gegroeid, verzekeren verschillende moslims en christenen die al jaren in de Egyptische hoofdstad wonen.
En natuurlijk is er de prominente aanwezigheid van de moslimbroederschap, die na de val van Mubarak niet langer verboden is. De politieke tak van de broeders, de Partij voor Vrijheid en Rechtvaardigheid, heeft recent een hoog gebouw in Caïro betrokken. De billboards en partijlogo’s ogen splinternieuw.
Een van de kersverse parlementsleden, Mahmud Amer, heeft zich bereid getoond tot een gesprek. Eenmaal in het gebouw, na een ware martelgang door het toeterende, immer chaotische verkeer van Caïro, blijkt echter dat de vogel gevlogen is. Alleen enkele jonge leden van de partij zijn aanwezig. Enkelen gaan onverstoorbaar door met hun gebed. Moslimbroeder Amer is weg en blijft weg.
Kopten hoeven zich van de moslimbroederschap op geen enkele manier zorgen te maken, zoveel is ook zonder het gesprek met Amer wel duidelijk. „Christenen en Joden hebben het recht om in persoonlijke zaken als huwelijk, scheiding en erfenenis berecht te worden volgens de regels en wetten van hun eigen geloof”, liet voorzitter Mohamed Morsi van de Partij voor Vrijheid en Rechtvaardigheid vorige maand weten. „Als we dat op een nog duidelijker, meer officiële manier moeten verklaren, zullen we dat doen.”
Volgens Morsi „is er geen echt probleem” tussen moslims en kopten in Egypte. „Er is een illusie in de geest van sommige mensen – niet van iedereen gelukkig.”
Officiële religie
Tegelijk behoort het publieke domein onmiskenbaar de islam toe, als het aan de moslimbroeders ligt. De oprichtingsverklaring van de politieke tak, die vorig jaar werd opgesteld, windt daar geen doekjes om: „We bevestigen ons diepe geloof in de noodzaak om in de grondwet te verklaren dat de islam de officiële religie van de staat is, dat Arabisch de officiële taal is en dat de principes van de islamitische sharia de belangrijkste bron van wetgeving zijn, en dat dus de sharia in alle lagen van het leven toegepast wordt.”
En dat zijn dan nog maar de moslimbroeders – met 40 procent van de zetels weliswaar de grootste, maar niet de meest orthodoxe partij. In het nieuwe Egyptische parlement, dat deze week voor het eerst bijeenkwam, wordt zo’n 20 procent van de zetels ingenomen door de Nurpartij; de beweging van de nog veel radicalere salafisten.
Staatsapparaat
Voor directeur Ramez Atallah van het Egyptisch Bijbelgenootschap is die klinkende salafistische overwinning een totale verrassing. Atallah is een van de mensen die opeens veel meer baarden op straat zien. „Voor de revolutie lieten salafisten hun baard niet staan, nu wel.” Hij heeft de salafisten onderschat, zegt de directeur zelf. „Je zág hen niet in de samenleving. Dat laat zien hoe effectief het staatsapparaat van Mubarak heeft gewerkt.”
En daar zit direct de grote aarzeling van Atallah om nu opeens moord en brand te schreeuwen over de positie van christenen in zijn land. „Voor de revolutie zei ik altijd: We zijn hier veilig omdat extremisten hier hard worden aangepakt en worden gemarteld in de gevangenis. Daar waren we heel goed in; het bleek een effectieve manier om hen klein te houden. En wij, als christenen, vonden dat prima. Voor ons waren de jaren onder Mubarak de wittebroodsweken. Dat is nu voorbij. We betalen nu de prijs voor het gerief dat we hadden ten koste van andere mensen.”
Dat geluid klinkt breder. Sami Yacub, een christelijke uitgever in Caïro die onder meer de Bijbelverklaring van Matthew Henry in het Arabisch produceert, heeft zelfs spijt dat hij een jaar geleden niet óók de straat is opgegaan om te protesteren. Want onrecht is onrecht, wie het ook overkomt. „De kerk heeft haar stem onder Mubarak niet laten horen. Maar als wij onze stem niet verheffen tegen de onderdrukking van anderen, moeten we niet gek opkijken als we straks zelf verdrukt worden.”
Bloedvergieten
Inderdaad valt nauwelijks te ontkomen aan het idee dat sommige vormen van protest wel erg selectief zijn. Zo hebben de meeste kopten zich niet laten zien op het Tahrirplein. „We mogen niet protesteren”, motiveert priester Yostos Kamel dat besluit. „Protesteren kan gemakkelijk ontaarden in geweld en bloedvergieten.”
Maar ook het Westen reageert selectief, zegt Ramez Atallah van het Bijbelgenootschap, zelf protestant. „De achterliggende dagen zijn 8 mensen gedood en raakten er meer dan 400 gewond door toedoen van het leger. Maar je hoort daar weinig over. Toen het leger echter demonstrerende christenen aanviel, stond de westerse wereld op zijn achterste benen.”
Ook kopten in het Westen doen daar volop aan mee, merkt de geboren en getogen Egyptenaar. „Ze maken de positie van christenen in Egypte erger, om te rechtvaardigen dat ze zelf weggetrokken zijn. Maar hun geschreeuw maakt onze zaak er niet beter op. Als de moslimbroederschap het kantoor van het Bijbelgenootschap zou willen sluiten, heb ik hier zo 1 miljoen kopten op de been – toegewijd als ze zijn aan de Bijbel. Daar heb ik het Westen niet voor nodig.
Sterker nog: als het daarvandaan moet komen, zeggen de moslimbroeders en salafisten: Zie je wel, je hoort hier niet. Ga maar. Maar we hebben een duizenden jaren oude kerk die hier, in Egypte, geworteld is. Daarom is mijn boodschap aan het Westen: je helpt ons meer als je de rechten voor christenen even vergeet. Als élke Egyptenaar mensenrechten krijgt, zijn ook christenen daarmee geholpen.”
Een Egyptische duisternis voor christenen lijkt niet direct aan de orde. Maar of het droombeeld van gelijke rechten voor iedereen door de politieke aardverschuiving in Egypte dichterbij is gekomen, valt eveneens te betwijfelen. Uitgever Sami Yacub houdt rekening met oplaaiende conflicten. „Er is door het afzetten van een staatshoofd nog nooit democratie ontstaan. In het Midden-Oosten is de geest uit de fles. Die valt niet meer terug te stoppen. Het gevolg zal verdrukking zijn. Van de kerk, maar misschien nog wel meer van al die gematigde moslims.”
In Egypte als islamitische staat zal tegenspraak niet langer geduld worden, vreest ook Atallah. „Mubarak kon je tegenspreken als seculiere president. Maar protesten tegen een islamitische heerser zullen gezien worden als protesten tegen Allah zelf.”
>>rd.nl/halvemaan voor een digitaal magazine met onder meer video’s en kaarten.
En dit maak je ook mee – de achterkant van de journalistiek
Half december, een vrijdagmiddag. Het islamitische middaggebed is juist afgelopen als we arriveren in Caïro. Via Twitter blijkt dat sindsdien rellen zijn uitgebroken rond het Tahrirplein in het centrum van de stad, nadat het er de achterliggende weken juist relatief rustig was.
Als we poolshoogte nemen, blijken straten richting Tahrir afgesloten te zijn. We staan juist op het plein –op een veilige plek– als een menigte paniekerig onze kant op komt. Een groep jonge mannen draagt een man mee. Zo snel ze kunnen, brengen ze hem naar een ambulance. Te laat. Hij is dood, zo wordt ons van verschillende kanten bevestigd.
Dit is bizar. Voor mijn ogen valt de eerste dode in weken tijd op Tahrir. Is dit nu een grote tragedie of is het een journalistiek buitenkansje? Of is het al beroepsdeformatie als zo’n gedachte überhaupt in je opkomt?
In dat geval hebben de betogers ook last van deformatie: er wordt met stenen gegooid naar militairen, ambulances rijden gillend af en aan, maar op dezelfde plek lopen verkopers rond met lekkere hapjes.
Dus zo werkt een betoging op Tahrir. Er is een doelwit –in dit geval het leger, dat de macht niet uit handen wil geven sinds de val van Mubarak–, er is een plein en er zijn betogers die niet altijd even duidelijk voor ogen hebben wat ze willen, maar soms wel bereid zijn hun leven op te offeren.
En dat laatste gebeurt. Er vallen meer doden. Zowel demonstranten als militairen blijven provoceren. Van weerszijden vliegen stenen en molotovcocktails door de lucht. In een zijstraat is een noodhospitaal opgericht, midden op straat. Dat biedt een dramatische aanblik. Mensen kreunen, anderen liggen roerloos. Jongeren dragen geregeld een nieuw slachtoffer aan, dat soms hevig bloedt uit hoofdwonden.
De volgende ochtend blijkt het resultaat: zeker vier doden en enkele honderden gewonden. Maar dan is een nieuwe dag vol geweld al aangebroken.
En de journalist? Hij staat erbij en kijkt ernaar. En schrijft erover, terwijl hij zijn ervaringen probeert in te passen in zijn wereldbeeld.