Commentaar: Christenen na Arabische lente in de knel
Er zijn dingen in het leven en de maatschappij waarvan iedereen weet dat ze niet goed zitten, maar bijna niemand de realiteit daarvan echt onder ogen wil zien. Dat geldt voor foute gewoonten en verslavingen; dat geldt ook voor de politieke realiteit.
In politieke verhandelingen, analyses in de media –en inmiddels ook in historische overzichten– wordt gesproken over „de Arabische lente.” Dat is immers de aanduiding voor de grote omwenteling die zich in de achterliggende maanden in de Arabische wereld heeft voltrokken. De naam suggereert dat de tijden beter worden; het voorjaar roept immers associaties op met zachtere temperaturen, ontluikend leven, nieuwe kansen.
Goed beschouwd moet nu worden vastgesteld dat daar (nog) niet zo veel van terecht is gekomen. De winter van schijndemocratie onder Mubarak of van de harde dictatuur onder Gaddafi lijkt plaats te hebben gemaakt voor de herfst van intolerantie jegens niet-islamieten.
Met name christenen in de Arabische wereld zijn bezorgd over de toekomst. Soms verlangen zij zelfs terug naar de tijd vóór de Arabische lente. Zo wisten koptische christenen zich onder Mubarak betrekkelijk veilig, maar hebben ze nu te maken met intimidaties van fanatieke moslims die niet in toom worden gehouden door gerechtsdienaren.
Evenzo zijn er christenen in Syrië die, ondanks het schrikbewind van Assad, nog altijd de Syrische dictator blijven steunen omdat ze vrezen dat na zijn vertrek het volksgeweld jegens christelijke groepen zal losbarsten.
Op grond van ons normen-en-waardenpatroon lijkt het soms onbegrijpelijk dat mensen het verkieslijker vinden om te leven in een land waar één man bijna oppermachtig is boven een maatschappij waar het beleid wordt bepaald door de meerderheid van de bevolking.
Voor West-Europeanen is democratie, de regering door het volk, bijna synoniem met tolerantie, het rekening houden met en ruimte geven aan minderheden. Het is een denkfout om te veronderstellen dat dit patroon een-op-een wordt overgenomen door andere landen als het volk de macht in handen krijgt.
Dat gebeurt dus niet. Ruim twintig jaar na het afzweren van het communisme heeft bijvoorbeeld Rusland nog altijd moeite met het hanteren van de regels van het democratisch spel. Hetzelfde is het geval in Arabische landen. In de dagen van de opstand in Egypte of in Libië roept het volk de macht te willen, maar als de machthebbers zijn verdwenen, ontwikkelt de inrichting van de samenleving zich bepaald niet in de richting van een democratie.
Voor christenen betekent dit nieuwe dreiging. Het is een misvatting te denken dat zij het na de Arabische lente gemakkelijker krijgen. De komende weken zal deze krant in een serie reportages aandacht besteden aan de verslechtering van hun positie.
Christelijke partijen, kerken en organisaties doen er goed aan juist nu voortdurend aandacht te hebben en te vragen voor de situatie van christenen in landen waar recent de islam, onder het mom van democratie, de macht heeft gekregen.