Hongaarse kerken niet bezorgd over nieuwe godsdienstwet
BOEDAPEST – In West-Europa wordt Hongarije overal bestraffend toegesproken om diverse nieuwe wetten die de vrijheid beknotten. Maar in eigen land leggen de meeste kerken –die met een nieuwe wet te maken kregen– zich er vrij gemakkelijk bij neer.
„Deze nieuwe registratie is noodzakelijk”, stelt ds. Barnabas Balogh, die als pastor is betrokken bij het sociaal werk van de Hongaars Gereformeerde Kerk. „In de jaren negentig was er door de liberalisering een wildgroei ontstaan. Dat vroeg om maatregelen.”
De nieuwe kerkwet erkent nu veertien grote groepen, zoals de gereformeerden, de luthersen en de rooms-katholieken.
Behalve de joden is er geen niet-christelijke gemeenschap erkend. Dat wil echter niet zeggen dat de islam vanaf nu in Hongarije is verboden. Moslims kunnen nog net zo vaak naar de moskee als ze willen, maar juridisch zijn ze gelijkgesteld aan andere organisaties.
De kerkwet kent wel een procedure om opnieuw erkenning te verwerven indien een groep al meer dan twintig jaar in Hongarije actief is en twee derde van het parlement daarmee instemt. Vooral deze twee voorwaarden hebben in de Europese Unie tot verontwaardiging geleid. Ten eerste wordt die termijn van twintig jaar veel te lang geacht, en ten tweede kan ook een ambtenaar dit beoordelen.
De wildgroei in religieuze groepen waarover ds. Balogh spreekt, is de enorme toename van het aantal religieuze organisaties tot boven de 300. Het was aantrekkelijk om zich als religieuze organisatie te laten registreren, want dit leverde allerlei financiële voordelen op. Zo kunnen Hongaren in hun belastingaangifte aangeven welke godsdienst ze willen bevoordelen.
Vervolgens sluist de staat een bepaald deel van de fiscale gelden door naar de kerk. Voor kleine groepen, zoals de anglicanen en de methodisten, blijft dit bij dubbeltjes en kwartjes. Maar voor de grote volkskerken –zoals de Hongaars Gereformeerde Kerk– betreft dit natuurlijk aanzienlijke sommen.
Volgens ds. Balogh leidde dit ertoe dat ook organisaties die „geen samenkomsten hebben, niet aan aanbidding doen en van een heilig boek nooit hebben gehoord”, zich als godsdienst registreerden. „Het is niet meer dan terecht dat dit misbruik wordt tegengegaan.”
Een ander voordeel van erkenning als religie is de mogelijkheid subsidie te krijgen voor sociaal werk. Het Leger des Heils bijvoorbeeld krijgt die voor de hulpverlening in de hoofdstad Boedapest. Afgelopen zomer dreigde deze organisatie haar erkenning kwijt te raken.
„Maandenlang verkeerden we in onzekerheid”, zegt een woordvoerder. „Intern hielden we er rekening mee dat we onze projecten zouden moeten inkrimpen. Maar algauw kwam de toezegging dat we de subsidies zouden houden, ook als we niet erkend zouden worden. De aanvraag voor een nieuwe erkenning is momenteel in behandeling. Waarschijnlijk krijgen we in februari uitsluitsel.”
De Evangelisch-Lutherse Kerk zat wel van meet af in het rijtje van erkende kerken, maar toch toont bisschop Tamas Fabiny zich behoorlijk kritisch. „Ik ben er niet gelukkig mee dat het parlement over erkenning moet beslissen. Dit kan een niet-politiek orgaan ook. Parlementaire discussie over erkenning kan ook leiden tot politisering van kerken.” Fabiny vreest ook dat het parlement zich een oordeel aanmatigt over de inhoud van de leer die een kerk voorstaat.
In de kring van kleine kerken zijn de klappen hard aangekomen. De Hongaarse evangelicale gemeenschap bijvoorbeeld (een afscheiding van de methodisten) is buiten de boot gevallen. De voorzitter van deze kerk, ds. Gabor Ivanyi, is een bekend criticus van de huidige rechtse regering-Orban. Hij behoorde daarom tot de eersten die bij het grondwettelijk hof protest tegen de kerkwet aantekenden.
„Deze wet geeft onze gemeenschap niet alleen een pariastatus, maar berooft ons direct van alle subsidies voor het sociale en onderwijskundige werk”, aldus Ivanyi. De methodisten staan bekend om hun vele welzijnswerk.
Financieel gezien betekent erkenning weinig voor de anglicaanse kerk in Boedapest, merkt ds. Frank Hegedus op. „Onze gemeente bestaat uit hooguit honderd mensen, van wie de meesten geen Hongaar zijn. Maar wij willen toch wel graag als kerk worden erkend en niet worden gelijkgesteld aan andere verenigingen. Daarom hebben wij ook hernieuwde erkenning aangevraagd. Ik ben voorzichtig optimistisch dat we die krijgen.”
Ds. Balogh vindt een vergelijking met landen als Rusland en Wit-Rusland –die registratie van partijen en kerken steevast gebruiken om die in de tang te houden– „bijzonder ongepast.” „Ik denk dat geen enkel land in Europa voor 10 miljoen mensen meer dan 300 kerken heeft.”
Ook verwerpt hij de kritiek dat Hongarije zich zou bewegen in de richting van een autoritair bewind. „Ik behoor zelf als Roemeense Hongaar tot een soort minderheid in dit land. Ik zie nooit enige discriminatie. Ook niet tegen Joden of zigeuners. Wel weet ik dat kleine groepen vaak overgevoelig zijn.”